Bemoeizorg

In de psychiatrie is het al vele jaren een discussie, in hoeverre je als hulpverlener moet ingrijpen in het leven van je patiënt. Dat gaat aan de ene kant om de intensiteit van het ingrijpen, zeg maar in de diepte van het leven; bijvoorbeeld adviséér je iemand om een bepaald medicijn te slikken of dwíng je die persoon ertoe? Aan de andere kant gaat het om laten we zeggen de breedte van levensgebieden; bijvoorbeeld houd je je alleen bezig met die medicijnverstrekking, of  help je ook met iemands woon- en werkomstandigheden?

We zien in de psychiatrie ruwweg twee bewegingen. Aan de ene kant wil men tegenwoordig in jouw vrijheid als patiënt minder sterk ingrijpen dan vroeger, tenzij je een duidelijk gevaar vormt voor jezelf of voor anderen. Aan de andere kant krijg je de laatste tien jaar wel méér hulp bij de organisatie van je leven, zoals inkomen, huisvesting en huishouding. Minder bemoeienis dus in de diepte van je leven, en meer in  de breedte. En goede ontwikkeling vind ik. Misschien overdrijft iemand wel eens de ene of de ander kant op, maar in grote lijnen is het in orde.

Het valt alleen wel op, dat de hele discussie gaat over een bepaalde groep patiënten, of cliënten als u wilt, de beide termen worden wel gebruikt. Het gaat vooral over mensen met heel zichtbare problemen: zichtbaar verward, vaak psychotisch. En psychotisch, voor luisteraars die erg weinig van de psychiatrie weten, dat is last hebben van waandenkbeelden, b.v. dat de CIA achter je aan zit, of van hallucinaties, b.v. je hoort stemmen die er niet zijn, dat komt nogal eens voor. Als je daardoor je leven niet goed kunt organiseren kom je in problemen waar dan allerlei instanties mee van doen krijgen; soms raak je je baan kwijt of je huis of allebei. Deze groep pechvogels van veroorzaakt voor die instanties dan een hoop werk en geeft voorbijgangers een onbehaaglijk gevoel. Geen wonder dus misschien, dat de instellingen voor geestelijke gezondheidszorg vanuit de politiek en vanuit de publiciteit onder druk worden gezet om vooral iets te doen aan dié patiënten.

Eén van de manieren om wat te doen is de z.g. bemoeizorg, en dat is het in hun huis of zonodig op straat opzoeken van de mensen en ze uitdrukkelijk hulp aanbieden, of zelfs enigzins opdringen. De nieuwste vorm van die bemoeizorg is de zogeheten ACT, een uit Amerika overgewaaide aanpak, ‘Assertive Community Treatment’, een mooie kreet die ik maar even simpel vertaal als ‘meerhoofdige bemoeizorg’. Want i.p.v. één hulpverlener hebben er wel tien tegelijk de verantwoordelijkheid voor een patiënt.

Misschien wel afhankelijk van of u een allochtone of autochtone achtergrond hebt, kunt u nu zeggen dat die meerhoofdige verantwoordelijkheid voor een patiënt, een medemens in nood, eigenlijk berust bij de familie, tot in de zoveelste graad van verwantschap. Of bij een kring van goede vrienden en vriendinnen. Afgezien dan van diverse deskundigheden waarvoor je  doorgeleerd moet hebben. Misschien moeten we het wel een historische misstand noemen, dat we in onze westerse maatschappij die familie en die vriendenkring voor dit soort taken grotendeels hebben afgeschaft.

Een ander vreemd ding is, ik zei het al, dat die psychiatrische bemoeizorg zo eenzijdig gericht is op mensen die opvallen, instanties werk geven, of overlast bezorgen. Want er zijn ook talloos veel mensen met een psychiatrisch probleem, ik heb er vele ontmoet, die stilletjes drie hoog achter heel angstig en ongelukkig zitten te wezen. Mensen die te verlegen of te onhandig of te moegestreden zijn om de juiste hulpinstanties nog te vinden en deze voor zichzelf in te schakelen. Zonder dat ze overlast bezorgen, nou ja afgezien van het uitkerinkje dat ze kosten, terwijl ze misschien nog productief zouden kunnen zijn in betaald werk of vrijwilligerswerk. Wanneer komen deze medemensen eens aan de beurt voor bemoeizorg? Misschien is het wel een historische misstand, dat we deze groep laten verkommeren, en dat we voor veel te weinig mensen een beetje zorgzaam bemoeizuchtig zijn.


© 2024 Toon van der AA