Wanneer mijn ouders het over de oorlog hadden, bedoelden ze eigenlijk de bezetting. Mijn vader had als sergeant in de meidagen van 1940 nauwelijks een schot kunnen lossen alvorens kortstondig in krijgsgevangenschap te gaan, en mijn moeder was toentertijd huishoudster bij een pastoor in Den Bosch. Ik heb nagerekend, dat ze mij moeten hebben verwekt op een der laatste oorlogsdagen, zo ongeveer op de dag dat de atoombom op Hirosjima viel, misschien wel om dat te vieren.
Hun oorlogsverhalen gingen niet over militaire campagnes, maar over concentratiekampen, razzia’s, Arbeitseinsatz, in beslag genomen fietsen en radio’s, en vooral over honger. Niet dat ze van dat alles zélf veel hadden meegemaakt, maar het leven was wel zeer beperkt en schraal geweest en je was niet kieskeurig in wat je at. Vooral over dat laatste moest ik als kind veel horen, zeker als ik mijn aarzeling liet merken over spruitjes, andijvie en bieten. “In de oorlog was je al blij als je boomschors kon vreten”, brieste vader dan ietwat overdreven. En ik had nog onvoldoende gevoel voor ironie ontwikkeld om te beloven dat ik dit zeker in de volgende oorlog zou doen, en van welke boom dan alstublieft pa?, maar liever niet nú.
Jaja, als het om eten gaat ben ik, zoals veel anderen, ook een oorlogsslachtoffer, van de tweede generatie dus. Maar met alle gekheid: voedsel, of het gebrek eraan, is evenals de eruit voortvloeiende gezondheid, of het gebrek eraan, natuurlijk een belangrijk onderwerp. En wat dat betreft lijkt het wel alsof het nog steeds oorlog is. Wij in West-Europa en Noord-Amerika zijn dan de Amerikaanse en Canadese soldaten, gezonde jongelui die af en toe trakteren op chocola en sigaretten, en ook wel eens op de verleidelijke luxe van nylonkousen. De massa’s in Afrika en elders in de Derde Wereld zijn de slachtoffers van een wrede bezetting door kapitalisme en consumentisme, die wachten op hun bevrijding. Dat willen wij best voor ze doen, maar éérst moeten we nog onze veldslagen winnen; veldslagen voor nóg meer calorieën, nóg meer elektronische geintjes, nóg meer vervuilende en ongezond makende welvaart.
En zo zijn er inmiddels twéé voedselproblemen ontstaan, die van het gebrek in de Derde Wereld en die van de schadelijke overvloed alhier, waar zwaarlijvigheid onderhand volksziekte nummer één is geworden. Veel meer daarover kunt u vanavond zien en horen om halfnegen op Nederland 3, in het programma genaamd ‘Vette honger’. Daar legt voedseldeskundige Louise Fresco onder andere de theorie uit, dat de mensheid in haar geschiedenis uit noodzaak een reflex heeft aangeleerd van alsmaar verzamelen en dooreten. En dat het deel van de mensheid waarvoor die noodzaak niet meer bestaat tóch niet kan stoppen met verzamelen en dooreten; ook al gaat onze gezondheid ervan naar de bliksem. Kijken dus vanavond, met een bak chips op de schoot.
Mijn ouders zouden dit alles met welwillende verbazing hebben aanhoord. Vader zou nog even tussenwerpen, dat die negers dan ook wel wat harder mogen gaan werken. Moeder zou me op het hart binden om vooral goed te blijven eten, en dat dit tegenwoordig best gezond kan zonder spruitjes. Het is tenslotte geen oorlog meer.