Pijn

“Iets ergers kun je je niet voorstellen”, zeggen mensen vaak als ze het over een bepaalde soort van pijn hebben. “Niets ergers dan kiespijn”, klonk het in mijn jonge jaren dan met medeleven in de huiskamer onder de gezinsleden, of later op kantoor waar de betrokkene zich met opgave van reden had afgemeld. Maar een tijdje later heette buikpijn weer het allerergste, of migraine, of oorpijn, of wat ook maar op dát moment actueel was.

Later in mijn leven las ik over steeds gruwelijker martelingen, waaraan slachtoffers van het nazi- of het sovjetbewind en andere dictaturen onderworpen werden zoals nog weer later onder Saddam Hoessein. Het besef dat je iets ergers niet kunt bedenken dan deze helse pijnkampioenschappen heeft me indertijd veel slapeloze nachten bezorgd.

Al vrij vroeg snapte ik ook wel, dat je pijn tot op zekere hoogte kunt relativeren en je er  tegen kunt verzetten. Elk kind trapt geregeld in de afleidingsmanoeuvre met snoepjes. In een schoolboek zag ik voor het eerst een fakir op zijn spijkerbed, of anders wel in de Panorama. En dan heb je hypnose en andere psychologische pijnbestrijding of pijnontwijking.

Ik heb me altijd verzet tegen té grote relativering van pijn. Je doet er de lijder tekort mee vind ik, pijn is een catastrofe en ontken dat nou niet! Mogelijk is die houding van me ontstaan door het lot van mijn moeder. Zij was vaak ziek, en liep ooit maandenlang rond met een gezwel dat veel te laat werd ontdekt en intussen hevig op haar ingewanden drukte; menige avond zat ze kreunend en jammerend urenlang op de wc. Ik herinner me als de dag van gisteren mijn angst en wanhoop en het vreemde gevoel van mijn verstrakte gezicht. Op een andere manier schokkend voor mijn kinderziel was op een gegeven moment de dramatische uitroep van mijn vader, dat wat mijn moeder nu overkwam bewees dat er geen god bestond. Ook dat kan pijn teweeg brengen.

Toch is het juist de godsdienst die probeert enige zin te geven aan het verschijnsel pijn. Martelaren en mystici zagen er een middel in om dichter bij god te komen. En de priesters en paters waarmee ik te maken heb gehad legden uit dat al onze pijn in het hiernamaals zou worden goedgemaakt, terugbetaald. Ik vond het toen al geen erg bevredigend verhaal, en nu ik niet meer aan een opperwezen geloof heb ik er natuurlijk helemaal niets meer aan.

Reëler vind ik de medische functie van pijn, n.l. als waarschuwingssignaal dat er iets mis met je is, en dat je moet ingrijpen om niet beschadigd te raken of de pijp uit te gaan. We kennen allemaal die documentaires wel over mensen die hun pijngevoel zijn kwijtgeraakt en daardoor voortdurend hun gat verbranden, zo niet meer. Maar waarom hebben god of de evolutie juist deze sadistische oplossing gekozen, i.p.v. ons gewoon door geluiden of lichtjes te waarschuwen tegen gevaar voor ons lijf? Op mijn ideale planeet, ver weg, is het dan ook een geknipper en gepiep van jewelste bij de ingang van de polikliniek.

En dan heb ik het nog niet eens over de zogeheten chronische pijn, die helemaal niet werkt als waarschuwingsmechanisme; toen ik daarvan voor het eerst hoorde heb ik de almachtige hartgrondig vervloekt, dat zult u misschien begrijpen.

Ik kan nog een dérde argument bedenken om enige zin te geven aan het verschijnsel pijn. Pijn roept n.l. doorgaans mededogen op en kan ons daardoor dichter bij elkaar brengen. Er zijn wel mensen die levensgeluk met elkaar hebben gevonden als nasleep van lijden, maar deze akelige omweg van het noodlot stuit mij tegen de borst – zo kun je ook de oorlog prijzen omwille van de werkgelegenheid bij de wederopbouw daarná.

U hoort het, en u wist het al, over pijn kun je lang piekeren, en bij u mogelijk met een heel andere mening als gevolg dan bij mij. Maar als u van dat gepieker hoofdpijn krijgt, hoor hier wat wij kinderen elkaar als afleiding adviseerden: “Laat een vrachtauto over je tenen rijden.” Nou ja, een goeie zware rolstoel kan ook.


© 2024 Toon van der AA