Man en paard

Hein Hut was een zonderlinge oude boer die ergens aan de rand van onze gemeente woonde. Die gemeente was louter qua oppervlakte nogal groot, even groot als Rotterdam zo heette het, en daar gingen we prat op. De periferie werd bevolkt door een aantal boerenfamilies met voor ons bekende namen. Er waren aanzienlijk minder familienamen dan families, ik had geen idee waar dat nou aan lag.

Hein Hut was géén familieman maar een eenling. Dat was op zichzelf al raar in ons katholieke dorp met grote gezinnen. Hein’s echte familienaam wist vrijwel niemand meer, maar hij had zijn bijnaam te danken aan zijn kortaffe manier van communiceren, waarbij een enkele lettergreep doorgaans moest volstaan (“Huh? H’t!”), en natuurlijk ook aan zijn permanente vrijgezellenstatus: “Als je niet wilt trouwen, dan moet je maar in een hutje op de hei gaan wonen”.

Erg sociaal geïntegreerd was onze ouwe Hein dus niet. Het enige gezelschap waarin wij hem soms konden observeren vormde zijn bakbeest van een paard, een soort zeeuwse karreknol.

En deze combinatie van man en paard leverde een curieus incident op. Het was niet als grappig bedoeld hoor, want Hein was teveel in zichzelf gekeerd voor een ‘practical joker’.  Hij zou bijvoorbeeld beslist niet met zijn paard naar de bioscoop gaan – een klein zaaltje, dat de opkomst van de tv niet zou overleven, missiefilms ten spijt – en twee stalles bestellen: “Ja juffrouw, ik begrijp dat het vreemd oogt, maar hij heeft het boek gelezen en wil nu zo graag de verfilming zien.” Nee, Hein was volstrekt serieus, en vond het zelf helemaal niet excentriek dat zijn paard een huisdier was dat hem altijd en overal vergezelde (desnoods naar de bioscoop – ware het niet, dat baasje dit soort moderne fratsen versmaadde).  Paard aangelijnd? Natuurlijk niet, huh!

Dit laatste nu was in strijd met een recente gemeentelijke verordening, die werd uitgevaardigd toen het autoverkeer wegens toenemende snelheid en intensiteit witte markeringsstrepen op het wegdek nodig maakte, alsmede regulering van andere verkeersbewegingen, met name door mensen geduwde of gefietste  dan wel door dieren getrokken voertuigen, benevens loslopend vee.

De plaatselijke politie hield Hein dan ook staande, en sommeerde hem om zijn edele oogappel in het vervolg aan de lijn mee te voeren. De ietwat stugge reactie daarop van de heer Hut (“Huh?”) werd door de vingers gezien. Hij had immers al sedert onheuglijke tijd een reputatie van onuitroeibare eigenzinnigheid. Zo’n antiautoritaire houding was bij ons in die tijd meestal niet echt populair, je moest dan wel slecht of raar zijn. En Hein Hut was raar,  “ ’nen aorige kèrrel, nie goewd bè z’n vrstáánd”.

Laatstgenoemde taxatie werd daags na Heins confrontatie met de hermandad weer eens bevestigd, zij het dat er toch ook wel een vleugje bewondering voor ’s mans originaliteit bij kwam. Hein Hut kwam namelijk het dorp binnengewandeld in gezelschap van zijn onafscheidelijke paard, dat conform de verordening was aangelijnd. Met een strengetje wol.


© 2024 Toon van der AA