Als de kippen

Als de tantes uit de stad ons kwamen opzoeken dan zorgde mijn moeder, in overeenstemming met hun wens, dat contact met de natuur hoog op het dagprogramma stond. Een fietstocht over de hei, bramen plukken langs allerlei slootkanten, een wandeling door het stukje bos waar ooit eens een potloodventer was gesignaleerd, en dergelijke. Na terugkomst gingen de dames nog even onze eigen groentetuin in, alvorens zich tussen de beide appelbomen op zonnestoelen uit te strekken. Al gauw kwam daar een flesje advocaat, bessenjenever of boerenjongens aan te pas en werden herinneringen opgehaald, al of niet authentieke. Een vrolijk gekwetter steeg op.

Deze keer duurde het wat langer voordat de gezusters hun comfortabele zetels bereikten en hun elegante doch degelijke wandelschoenen konden uittrekken, want ze moesten nog even onze laatste aanwinst op het erfje bewonderen. Dat was de nieuwe kippenkooi, in één weekeinde (en toentertijd ging men nog een halve zaterdag naar een instelling voor betaalde arbeid) door pa en de jongens in elkaar gezet. Binnen het gaaswerk drentelden de hennetjes Amalia, Dahlia, Dorothea, Dulfa, Eugenia, Eulalia en Ursula, door ons genoemd naar nonnen die we nog van onze door hen beheerde kleuterschool kenden. Onmiddellijk na die naamgeving haalden we ze weliswaar al door elkaar maar dat mocht niet hinderen.

Na enkele schertsende opmerkingen over die onnozele kakelaars gingen de tantes al gauw naar de appelbomen; want ze waren wat moe, vooral tante Johanna, en ook wat dorstig, vooral tante Trees; en mijn moeder had het zevenkoppige pluimvee al vaak genoeg met voeren gezien.

Het werden boerenjongens dit keer, en men liet ze zich goed smaken, zo konden wij bij thuiskomst uit het zwembad althans met een hoge graad van waarschijnlijkheid reconstrueren.

Die boerenjongens bleken niettemin slechts een gedeeltelijk succes. Dat wil zeggen, de brandewijn ging erin als koek, hetgeen de ‘small talk’ zeer bevorderde, maar de rozijnen vormden een ietwat remmende factor. Tante Johanna verslikte er zich keer op keer in, tante Lidwien kreeg ze telkens tussen het kunstgebit en moest dan spectaculaire pulkacties ondernemen, en tante Trees vond ze gewoon overbodig. Mijn moeder, bekend met de weinig kieskeurige eetlust der hoenders, stelde daarom voor om de vruchtjes maar uit de drankjes te vissen en ze in de kippenkooi te mikken – wat misschien weer een handvol gemengd voer zou schelen ook. Aldus geschiedde, en de brave beesten pikten het grif. Na dit intermezzo werd het zusterlijk onderonsje in opgewekte, ja stijgende stemming voortgezet.

Toen wij dus tegen zonsondergang uit de plaatselijke badinstelling terugkeerden en onze zwembroeken op de waslijn hadden gehangen, wilden wij onze tantes even gedag gaan zeggen, van wie wij wisten dat ze in de loop der middag zouden arriveren. Zodra we echter het grasveldje onder de appelbomen waren genaderd hielden we de pas in. De aanblik was, eh, enigermate ontluisterend. De ene tante had haar bovengebit als een soort citroenschijf over de rand van een halfvolle glas geschoven en zichzelf onderuit; de andere was wegens haar verregaande spreidhouding door nette jongens uitsluitend van achteren te begroeten; en dat de derde zó kon snurken hadden wij tot dan toe ook nooit geweten. Alleen onze moeder oogde volkomen nuchter, al was ze verdacht weinig terughoudend in haar ironische commentaar op haar zussen.

Ook in de kippenren had zich sedert ons vertrek per fiets naar het zwembad het een en ander voorgedaan. De anders zo onopvallende Amalia, Dahlia, Dorothea, Dulfa, Eugenia, Eulalia en Ursula vertoonden nu een uitermate grillig scharrelpatroon. Geen gebruikelijk luidkeels gekakel ook, en geen gepik naar wormen en zaden behalve kompleet náást het doel. Met slappe kam wankelden ze tussen, en menigmaal tégen de gazen begrenzing van hun leefwereld, af en toe wat onsamenhangend getok uitstotend. Dorothea zakte half door haar poten als ze zich probeerde te verplaatsen, en Ursula struikelde over elk graspolletje. Ondertussen snurkte Johanna rustig door, en ook Lidwien bevond zich in vredige bewegingloosheid. Tok! zei Amalia. Of was het tante Trees?


© 2024 Toon van der AA