Vechtende vreemdelingen

In de geschiedenis van de luchtvaart hebben geregeld vrijwilligers deelgenomen aan krijgshandelingen in buitenlandse dienst. Dat begon met huurlingen die in gammele één- en tweedekkertjes verkenningsvluchten uitvoerden voor deze of gene partij in de Mexicaanse Revolutie, begin Twintigste Eeuw.

Naar verluidt heeft daar ook het eerste luchtgevecht plaatsgevonden, tussen twee Amerikanen met een geweer of pistool op schoot.

Een volgende bevlogen strijdtoneel voor vrijwilligers was de Eerste Wereldoorlog, waarin een aantal Amerikanen zich aanmeldde bij de Franse luchtmacht, dit nog vóórdat hun eigen regering de oorlog in kwam (dat was in 1917). Deze aviateurs waren geïnspireerd door de Franse markies Maximillien de Lafayette (1757-1834), die in de Amerikaanse onafhankelijksoorlog (1775-’83) aan de kant van de opstandelingen had meegestreden. (Hij zou ook een der weinige edelen worden die tijdens de Franse Revolutie de kant van de revolutie koos – en aan de guillotine ontsnapte). Zij wilden daarvoor hun dankbaarheid tonen, en werden spoedig ingedeeld in een eigen eenheid, het Escadrille Lafayette. De markies is hier dus een soort ‘luchtvaart’held. Sommige van de vliegers hebben zelf ook enige faam verworven – waaronder met name Eddie Rickenbacker.

Iets soortgelijks deed zich een paar jaar later voor, toen andere dankbare Amerikanen tijdens de Poolse bevrijdingsoorlog (1918 – 1920 ) dienst namen in de Eskadra Kościuszko, genoemd naar Tadeusz Kościuszko (1746-1817), die de V.S. eveneens in hun geboortestrijd had bijgestaan. (Het is mij niet bekend of beide Europeanen elkaar ooit hebben ontmoet. Wél dat naar elk minimaal één plaats in de VS is vernoemd, plus naar eentje een atoomonderzeeër!). Bijzonder wapenfeit van het Eskadra was het neutraliseren van bolsjewistisch cavalerie, door hun paarden op hol te jagen met de herrie van vliegtuigmotoren in lage vlucht. (Een deel van hen vloog jammer genoeg korte tijd later in dienst van Frankrijk tegen de Berberse vrijheidsstrijders o.l.v. Belkacem Krim.)

Her en der hebben andere huurlingen en idealisten deelgenomen aan de strijd in de lucht (vaker strijd vanúit de lucht dan gevechten van vlieger tegen vlieger), zoals in China in dienst van ‘warlords’ of tijdens de oorlog tussen Bolivia en Paraguay, maar die hebben niet veel bekendheid gekregen.

Zeer onterecht geldt dit laatste ook voor het handjevol dapperen, die in dienst van keizer Haile Selassie van Abessinië (het latere Ethiopië) tegen een Italiaanse overmacht vlogen. Eén van hen was de Zweedse graaf Carl Gustav von Rosen (1909-1977), die o.a. gewonden vervoerde.

Een volgende kans bood het ongelukkige Spanje, waar tussen 1936 en ’39 een hevige burgeroorlog woedde. Duitsland, Italië en Rusland stuurden schijnvrijwilligers voor de nationalistische resp. de republikeinse luchtmacht. Daarnaast vlogen échte vrijwilligers bij de republiek, voor geld of voor idealen. Zij zijn echter minder bekend geworden dan de Internationale Brigades te land. Wel was daar Harold ‘Whitey’ Dahl, die door de nationalisten werd neergeschoten en gevangen genomen, en die volgens de legende aan executie ontsnapte door interventie van zijn bloedmooie eerste vrouw (met foto) bij fascistenleider Francisco Franco.

Bekend was zeer zeker wél André Malraux, de Franse auteur en politicus die een soort moreel leider werd van de Escuadra Espagña, een eenheid met Franse bommenwerpers van het type Potez 540, grotendeels gevlogen door buitenlanders. Malraux was zelf geen piloot maar ging meermaals op gevaarlijke missies mee als bemanningslid, dus zijn heldenstatus was wel verdiend. Hij wordt ook wel gezien als de tussenpersoon die de aanschaf van de Potez’en regelde, maar als zodanig wordt ook wel de Nederlandse auteur Eduard du Perron genoemd.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog namen hele eskaders uit door Duitsland overwonnen landen de wijk om de strijd te kunnen voortzetten, vooral uit Frankrijk, Tsjechoslowakije en Polen. Zeer prominent is hier de Tsjechoslowaak Josef František, die de overgave van zijn land aan de Duitsers in 1939 niet accepteerde. Volgens sommige bronnen vloog hij op de dag van zijn demobilisatie met zijn Avia B-534 naar Polen, onderweg met zijn vier mitrailleurs Duitse colonnes bestokende. Bij de val van Polen ging hij naar Frankrijk en vocht hij in de Armée de l’Air, vervolgens bij de Royal Air Force. In totaal schoot hij 17 Duitse vliegtuigen neer, voordat hij in oktober 1940 dodelijk verongelukte. Voorwaar een held.

In ruwweg dezelfde tijd woedde de Winteroorlog tussen Finland en de Sowjet-Unie. De Finnen waren zwaar in de minderheid maar verweerden zich hoogst succesvol – in de lucht vooral met Fokker D-21 jagers. Daarbij werden ze geholpen door vrijwilligers uit Denemarken en Zweden. Laatstgenoemden met een compleet jachteskader dat door hun zogenaamd neutrale regering ter beschikking was gesteld. Materieel werd Finland ook geholpen met de schenking van drie vliegtuigen door de eerder genoemde Carl Gustav von Rosen, die in 1918 bij de Finse bevrijdingsstrijd al soortgelijk gul was geweest.

Om ongeveer diezelfde tijd kwam bij de Chinese luchtmacht, die het zeer moeilijk had tegen de Japanners, een Amerikaanse adviseur in dienst, Claire Chennault. Hij reorganiseerde de boel en voerde nieuwe gevechtstactieken in. En hij wierf voor goed geld zo’n honderd Amerikaanse piloten t.b.v. nieuwe Curtiss P-40 jachtvliegtuigen, waarmee zij grote successen boekten onder de naam American Volunteer Group AVG, oftewel The Flying Tigers. (Zie ook mijn ‘Stukje luchtvaart: gekke bekken’).
In 1948 werd de staat Israel uitgeroepen, en meteen aangevallen door de Arabische buurlanden. De kleine Israëlische luchtmacht werd vrijwel uitsluitend bevlogen door buitenlandse piloten (bij mijn weten wel allemaal Joden/Zionisten), waarvan Modi Alon en de latere president Ezer Weizman de bekendste werden. (Zie ook mijn ‘Stukje luchtvaart: Reichramsj voor Zion’.)

Tijdens de Koreaanse Oorlog(1950-’53) haalden de Russen, en nu ook de communistische Chinezen weer de doorzichtige truc uit van de vele pseudovrijwilligers, zonder welke de Noordkoreanen kansloos zouden zijn geweest. Van officiële toeschrijving van persoonlijke succes was hierbij geen sprake.

Afgezien van een enkele Pakistaan die in een uitwisselingsprogramma bij een Arabische luchtmacht deelnam aan de strijd tegen Israël, en wat huurlingen in Congo, en idem boven Cuba (Varkensbaai!), kwamen verder weinig vliegende vreemdelingen in het nieuws.

Totdat in 1967 de Biafra-oorlog uitbrak en de separatistische vrijheidsstrijders op zoek gingen naar vliegtuigen. En daar was weer Carl Gustav Von Rosen, die een handjevol bewapende sportvliegtuigjes van Zweeds fabricaat binnensmokkelde (zogenoemde ‘minicons’ of ‘Biafra Babies’; al maakten sommige kranten aanvankelijk melding van ‘Fokkers’). In handen van voornamelijk Zweedse piloten voerden zij succesvolle sluipaanvallen uit op Nigeriaanse bases en olie-installaties (helaas uiteindelijk niet succesvol genóeg).

En daarmee lijkt de rol van idealistische, avontuurlijke of geldzuchtige vliegeniers in buitenlandse dienst vooralsnog uitgespeeld. Moderne (gevechts)vliegtuigen zijn te gecompliceerd en vereisen een intensieve, dure en tijdrovende type-nascholing, die niet onopgemerkt kan plaatsvinden. De Tamil Tijgers gebruikten nog wel een tijdje bewapende Zlin-lesvliegtuigen, een soort Minicons, maar die werden gevlogen door eigen mensen (uiteindelijk op zelfmoordmissies) en vallen dus buiten het bestek van dit stukje. Maar het zou me niet verbazen als binnenkort zogeheten ‘microlight’ vliegtuigjes militair worden ingezet, al of niet in voorste linies, al of niet gevlogen door buitenlanders.

Binnen het bestek vielen dus een aantal vliegeniers en inspirators of mecenassen, misschien een wat gezochte combinatie – in dat geval sorry maar het leek me interessant genoeg. En ook romantisch genoeg, al dat gevlieg en geknok in den vreemde, moet ik toegeven….


© 2024 Toon van der AA