Over de schoonheid van snelheid – Autorensport voor vrouwen

De edele autosport wordt door slechts weinig vrouwen bekeken en door nog minder beoefend – al hebben we nu uit Nederland Beitske Visser in onder andere de W Series en zijn een paar nieuwe jonge meiden op komst in gesponsorde en goed ondersteunde klassen.

Je kunt natuurlijk best vinden, dat vrouwen genetisch en/of door socialisering voor sommige activiteiten (momenteel) meer geschikt zijn dan mannen en voor andere minder – waaronder wat dat laatste betreft de autosport; ikzelf zou daar best vrede mee kunnen hebben. Maar daar moet je niet de individuéle vrouw mee lastig vallen en discrimineren wanneer zij zich aandient.

Echter voor zover het allemaal (vooral) ligt aan een te masculiene presentatie en voorlichting, hierbij een poging om dat enigszins te compenseren. Maar wees gewaarschuwd, ik appelleer nog wel aan noties die we gewoonlijk als ‘vrouwelijke’ ervaren, of je dat nu hinderlijk vindt of niet, en of je gevoel voor humor hebt of niet. Ik beperk me daarbij tot racerij op vaste circuits, want van de meer modderige varianten zoals autocross, autospeedway, rallyecross en rallyerijden, uitstekende activiteiten maar ik heb er geen verstand (hoewel dáár in Nederland wel meer vrouwen aan deelnemen, sorry).

De autorensport daarentegen is brandschoon. Weliswaar zweten de coureurs in hun dikke brandwerende kleding als otters — aan airco doet men in veel gevallen niet, om het karretje zo licht mogelijk te houden; wanneer er wel verwarming in zit, zoals bij sommige klassen van standaard-produktiewagens, dan zet de rijder deze zelfs vaak áán om warmte aan de motor te onttrekken en deze aldus te koelen. Dat zal na afloop wel even rieken, maar tegelijk zijn de dames en heren natuurlijk heerlijk aan de lijn (wegens voornoemd ottergedoe). De bolides zelf worden om redenen van gewichtsbesparing en stroomlijn voortdurend gesopt en gladgepoetst; anorexia en smetvrees zijn dus deugden voor raceauto’s – al zijn er in dit geval reglementaire minima. Daarnaast wordt de baan frequent schoongeveegd en van olie en grint ontdaan.

Dan klagen mensen die er zelf nooit bij zijn geweest wel van overmatig geluid. Lawaai kan evenwel zeer opwindend zijn, zoals het gedonder van een vulkaan of waterval, onweer, of een symfonisch allegro dan wel heavy metal, naar keuze. En welke vrouw wordt eh, niet geraakt door de levensschrei van een pasgeborene of de oerkreun van een geliefde? Welnu, racegeluid is evenzeer aangrijpend, zij het ook vermoeiend. Maar oh de gezonde – en dus verzorgende – slaap waarvan je dan ’s avonds verzekerd bent! Het hoge gesnerp van een vol startveld formulewagens, ongeduldig wachtend op het groene licht om zichzelf van zijn plaats te rukken en de eerste bocht te bestormen; of op dezelfde plek het lagere, zware gebrul van evenzoveel sport- of toerwagens met grote Amerikaanse motoren. Dat zijn ervaringen die je nooit meer vergeet: het verhoogt je hartslag alsof een geheime minnaar zich tegen je aandrukt, het brengt warme trillingen teweeg in je buik en niet alleen op dié hoogte.

Daarom is het een vorm van mechanische castratie, om raceauto’s van geluiddempers te voorzien zodat ze krachteloos fluisterend aan je voorbijglippen. Helaas worden deze auditieve kuisheidsgordels op het circuit van Zandvoort vaak gebruikt, gevolg van plaatselijke en landelijke milieulobby’s; door het opwerpen van geluidswallen kan dat hopelijk weer teruggedrongen worden.

Maar de zwijgeisende minderheid krijgt ook haar zin hoor, dankzij de internationale Formule E(lektrisch) en andere racewagens met Volten en Watten, die weinig méér geluid produceren dan een piepende boudoirdeur. Het is een categorie die zeker toekomst heeft, al doen er aan de FE nog geen vrouwen mee.

Wat er met of zonder ontheffingen gelukkig nog resteert aan geluid, dat wordt gekruid door de racegeuren van verbrande benzine (dat veel beter ruikt dan de ónverbrande bij je tankstation) en verschroeide banden, zonder dewelke het menu tot een flauwe hap zou vervallen.

De esthetiek van de omgeving is ook onmiskenbaar. Als een vloeiend gedrapeerde rokzoom kronkelt menig circuit zich door bos, duin of veld, naargelang je – om maar eens een paar voorbeelden te noemen – respectievelijk toeschouwer bent bij de Virage de l’Eau Rouge op Francorchamps, de Tarzanbocht van Zandvoort of Village Corner op Thruxton. In Engeland vind je overigens de bloemrijkste, nog niet door sponsornamen overgenomen aanduidingen: Druids, Dingle Dell, Woodcote, Old Hairpin (die helemaal geen haarspeldbocht is, dus misschien wel meer met opsteken door een mythische langharige schoonheid van doen heeft!), Devils Elbow, Debtors Dip, Dear Leap, Clay Hill, Abbey, Church, Old Hall, enz.

De commercie heeft overigens ook wel meer kleur gebracht op de internationale circuits, en geld gefourneerd waarmee ook culinaire en sanitaire voorzieningen zeer zijn verbeterd, wat tot de gezelligheid heeft bijgedragen – al staan er bij de damestoiletten nogal eens te lange rijen.

Bezienswaardig zijn ook steeds meer de opgetrokken wedstrijdfaciliteiten zoals de controletoren en de pits (in sommige nieuwe racelanden in Azië, waar geld geen rol speelt, vormen die gebouwen staaltjes van bijzondere architectuur). Bij wat langere wedstrijden laven de bolides zich daar aan de tepels van benzineslangen (nee, in het Nederlands klinkt dit niet geweldig; maar in het Engels heten die mondstukken inderdaad ‘nipples’) en neemt soms een andere man, soms vrouw, het stuur over.

En dan de racewagens zelf. Weliswaar helemaal onder de sponsornamen, maar daarnaast fraai opgetut met snelle strepen, blitse pijlen en kleurige vlakken en vlekken. De formulewagens, dat zijn de dakloze éénzitters (ook wel: monoposto’s) met blote wielen, zien er een beetje uit als schaars geklede kerels met allerlei anatomische uitsteeksels: wielen met potent brede banden, omgekeerde vleugels met opstaande randen en scherpe kantjes, waardoor ze als een soort anti-vliegtuigen beter aan het wegdek plakken. De toerwagens, afgeleid van of althans verwant aan nette limousines uit de showroom, zien er veel gekleder uit. Vertalers zetten overigens vaak de Engelse term ‘touring cars’ om in ‘touring cars’, wat in het Nederlands iets heel anders is, n.l. comfortabele reisbussen vol bejaarden en potjes met vet, die elkaar in dit geval volgas het asfalt van de racebaan zouden betwisten…

In de hoofdklassen der toerwagens, zoals van de Deutsche Tourenwagen Masters, de Australische V8 Supercars en de Amerikaanse NASCAR zien de autootjes er wat patserig uit, of alsof ze zwaar aan spiertraining hebben gedaan zo niet aan bodybuilding met steroïden, met hun brede banden, uitgebouwde wielkasten, en van voren een grote bek (de hete lucht komt er bij deze macho’s van áchteren uit).

Uitgesproken vrouwelijk van voorkomen zijn daarentegen de sportwagens. Van deze tweezitters heb je als hoofdcategorieën ten eerste de rensportwagens (ook wel prototypes of sport-prototypes genoemd, of ‘sportscars’, of Le Mans Prototypes, LMP); ten tweede de GT’s (Gran Turismo’s). Van deze laatste zie je de geciviliseerde versies wel in de PC Hooftstraat: Ferrari, Porsche, Jaguar, Aston Martin, Lotus, Lamborghini, enz.

Vooral de hedendaagse prototypes (die technisch wel op de openbare weg mogen maar zich daar nooit toe verlagen) bedekken hun bewegende delen met opvallend wulpse welvingen, je zou ze zó een bh aan doen. De GT’s ogen ingetogener, en uitermate elegant; sommige ontwerpers moeten haast geïnspireerd zijn geweest door modeshows, want hun creatie lijkt wel een avondjapon op snelheid. Soms lijken ze door hun bonte reclamepatroon meer op een koto-misie, maar andere zijn ware plankiergodinnen. Zou je dáár niet in of naast gefotografeerd willen worden, dames?!

Tenslotte de actie, een combinatie van snelheid, geluid, geur, competitie en (tegenwoordig gelukkig zeer matig) gevaar. In deze sport gaan intense concentratie en inzet samen met de subtiliteit van nauwkeurige technische afstelling, strategische planning, en een nagenoeg volmaakt evenwichtsgevoel van de rijd(st)er. Diverse temperamenten komen zo tot hun recht, en het resultaat is een dynamische harmonie.

Zo zie je maar, dat het niet louter testosteron is dat zich in de autorensport manifesteert, ook al blijft het aangenaam overheersend. De passie die er vibreert kan zeer wel gepaard gaan met esthetiek, en elegantie combineert niet alleen aërodynamisch maar ook gevoelsmatig perfect met snelheid. Komt dat zien en horen dames, komt dat zien, horen en ruiken. Bijvoorbeeld dit jaar op 18&19 september in Assen (Corona volente), met Beitske Visser in de W Series. Op TV zie je Beitske o.a. op 12&13 juni samen met Tatiana Calderón en Sophia Flörsch in een razendsnelle LMP2 op het circuit van Le Mans, waar ze vorig jaar al een prima klassering bereikten. (Google ze, Afbeeldingen, en je ziet ze met hun bolide.) Beleven dus. Met of zonder mij,


© 2025 Toon van der AA