Beetje plas: het Coandă-effect

Bijna alle mannen, zeker de oudere onder ons, zullen wel eens (eens?) een ongelukje hebben gehad bij het staande plassen. Dat is dan vaak toe te schrijven aan lamlullige slordigheid, aan het vergeten de voorhuid wat naar achteren te trekken, of aan zelfoverschatting qua richtvermogen. Daar sta je dan met een nat kruis in de broek – dat naar toeschouwers nauwelijks te verhullen is, of je moet jezelf zichtbaar op meer plaatsen met water besprenkelen zodat iedereen hopelijk denkt dat je slachtoffer bent geworden van een waterballet door materiaalfalen.

Er is echter vaak bij dit urinaal malheur nóg een factor in het spel. En dat is het zogeheten Coandă-effect, genoemd naar de Roemeense uitvinder Henri Coandă (1886-1972). Het wordt ook wel het theepot-effect genoemd (van mij mag je gerust eigenwijs van koffiepot-effect spreken), al hoor je dat zelden of nooit meer, omdat we doorgaans zakjesthee drinken. Als je nu de pot te ver naar voren laat hellen dan giet je het nobele nat óver het kopje heen. (Of je moet tijdig naar achteren deinzen, zoals mijn moeder zo goed kon wanneer ze ‘lange thee’ serveerde, d.w.z. vanaf grote hoogte.)

Als je echter te voorzichtig schenkt (ik neem aan dat je het juiste midden op de Huishoudschool oefende, ja dames?) dan valt de thee niet integraal vertikaal het kopje in, maar kruipt een deel langs de onderkant van de tuit achterwaarts en zelfs soms een beetje naar boven om dan los te laten boven het tafelkleedje, zich tevens kwaadaardig spreidend, oh wat een knoeiboel. Gelukkig hadden we vroeger een sponsje met een elastiekje om aan het uiteinde van de tuit te bevestigen, maar die zie ik nergens meer (net nog bij de Blokker geweest).

Coandă heeft nu uitgevogeld, dat elk fluïdum, zoals theewater maar ook lucht (en dat is voor de luchtvaart een belangrijke ontdekking geweest) de neiging heeft om zich aan een vast oppervlak te hechten, en ach wat zou ik graag weten of ie dat boven plee of pisbak heeft ontdekt. Daar doet het zich namelijk in ernstige vorm voor: als rechtshandige stuur je rechts je pikkie (ja toch?) en houd je met de linkerhand je slipje omlaag, vlakbij de rechter. Welnu, met een beetje pech kruipt je plas eerst langs je rechterhand en dan tevens langs je linker naar achteren en naar boven, zeker als je een slap straaltje hebt: catastrofe!

Daarom pleit ik ervoor, ten eerste dat alle mannen (besneden of niet; vliegtuigen hebben overigens meestal ook een voorhuid, nl. een smal stuk vleugelvoorrand dat naar voren geschoven kan worden om het fluïdum door een aldus gecreëerde en draagkracht verhogende gleuf te helpen, in het Engels wing slat en vertaald vleugelvoorrandklep – maar dit zeer terzijde) uit het bovenstaande lering trekken. En daarnaast wil ik dat het theetuitsponsje weer vervaardigd wordt, met op een parallelle productielijn wat grotere exemplaren voor herengebruik. (Ja, hier hoort zeker een tekening bij.) Daar verzint iemand vervolgens wel een nette naam voor, zoals Coandă-barrière, snikkelspons of wat dan ook.


© 2024 Toon van der AA