Als jongen van een jaar of tien zat ik in mijn geboortedorp elke zondagmorgen met mijn broers achterin de kerk. Natuurlijk kenden wij onze kapelaans; een kapelaan is een katholiek priester één rang onder de pastoor. Als één van hen preekte herkende ik hem aan zijn stem, en ik was stomverbaasd toen mijn broers een keer zeiden dat je toch kon zién wie hij was. Een jaar of zo later nam de schoolarts me een test af en moest ik aan de bril.
Tot dan toe had ik het heel normaal gevonden om die vent op de preekstoel niet visueel te herkennen, en bijvoorbeeld de provinciegrenzen op de landkaart niet te zien totdat ik er in de klas vlakbij stond. Ik dacht dat iederéén dat had, en leed helemaal niet onder de gezichtshandicap waarmee ik blijkbaar rondliep.
Ook voor groepen mensen geldt, dat er verschil bestaat in wat men als normaal beschouwt. Dat verschil is er qua tijdsperiode. Voor ons kinderen hoorden mazelen, krentenbaard en andere ziektes gewoon bij een levensfase, en eerdere generaties waren veel meer vertrouwd met ziekte, pijn en dood dan wij tegenwoordig. Daarmee wil ik hun lijden niet bagatelliseren, want ook met hun mogelijk grotere gehardheid hadden ze het per saldo toch slechter dan wij nú denk ik.
Het “normale” verschilt ook qua plaats. Elders in de wereld is men gewend aan hoge kindersterfte door diverse ziektes en vindt men daarom ook een groot aantal zwangerschappen vanzelfsprekend. En hier en daar in Afrika vinden mannen het heel normaal, om zogenaamd van hun aids af te komen door te paren met een jonge maagd — goedschiks of kwaadschiks.
Er zijn beslist grenzen aan wat je kunt relativeren en accepteren als normaal. In een aantal gevallen is dat moeilijk aan te geven, maar die aidsverkrachting, en ook meisjesbesnijdenis en gerechtelijke marteling zijn geen grensgevallen maar voorbeelden van abnormaal.
Misschien zijn we in het rijke Westen van de eenentwintigste eeuw gevoeliger geworden voor pijn en ander lijden of ongemak dan onze ouders waren — of onze medeburgers elders in de wereld zíjn. Ouderen en vluchtelingen kunnen wel eens meesmuilend doen over de kleinzerigheid die ze in hedendaags Nederland waarnemen.
Maar toch, met alle begrip voor die ouderen en vluchtelingen, waarom zouden we niet streven naar het uitbannen van steeds meer lijden, ook het minder grote lijden? Er is weinig dat ons leven als sociale wezens meer zin geeft dan dát, lijkt mij.
Los van eventuele kleinzerigheid kan onze uitstekende gezondheidszorg ons wel kwetsbaar maken voor tegenslagen en onze weerstand ondermijnen. Een voorbeeld daarvan doet zich al voor op het gebied van hygiëne: het schijnt dat kinderen die ál te beschermd en schoon zijn opgegroeid minder immuniteit ontwikkelen dan jongvolk dat ietsje meer in de viezigheid heeft gescharreld.
Zo zien we dat we, naast historische en regionale verschillen van wat we normaal vinden, ook perspectief van een kort en lange termijn kunnen onderscheiden.
Intussen zou ik het heel normaal vinden als u onderhand niet meer weet wat normaal is. Ikzelf ben mijn brilletje tamelijk normaal gaan vinden, zoals het in de pruikentijd heel normaal schijnt te zijn geweest dat de schaterlach van een schone jonkvrouwe een gebit met diverse gaten liet zien. Wat een afknapper!
Muziek:
Het Larghetto van Mozart’s klarinetconcert KV 581, SPOOR 14 van de plaat “Mozart Edition”, duurt 6’41”, wegdraaien naar believen.
Aanbevolen afkondiging:
“Dit was een stukje uit het Larghetto [ spreek uit: largètto, met DuitsEngelsFranse g ] uit het Klarinetkwintet [ klarinètkwintèt ] van Wolfgang Amadeus Mozart [ wòlfgang met DEF g, amadééoes móótsart ], die leefde van 1756 tot 1791, dat wil zeggen middenin de pruikentijd. (evt.: Het is ons niet bekend of hij een abnormaal volledig gebit bezat.)”