Uiterlijk

Ergens in de Bijbel staat een uitspraak van Jezus over ‘witgepleisterde graven’, en daarmee bedoelde hij schone schijnheiligheid met daaronder verdorven karakters. Maar wij thuis en de pater op school dachten dat onze goddelijke leidsman een tegenstander was van make-up. En elders in de christelijke traditie vonden wij wel degelijk negatief commentaar op kunstmatige uiterlijke schoonheid. Je moest weliswaar je lichaam onderhouden als een tempel van je ziel, maar dat deed je door een gezonde leefstijl en door seksuele matiging.

Natuurlijk is die puriteinse houding intussen achterhaald, en ook mijn moeder en zus gingen uiteindelijk aan de stiften en crèmepjes, maar onze houding blijft hierin tweeslachtig. Om maar eens lekker te generaliseren: protestanten vinden grote zorg voor je uiterlijk te frivool, katholieken te onbescheiden, moslims te verleidelijk en joden te vrolijk; humanisten willen serieus genomen worden dus zijn het hiermee eens, en linkse types zien een kapitalistische consumptieverslaving. Zo, die zit, ben ik nog iemand vergeten?

Zelf  zie ik wel wat in die consumptieverslaving. Maar tegelijk zie ik dat er aan uiterlijk een hele hoop lol te beleven valt, en dat ziet u luisteraar ook als u eerlijk bent. Ik denk zelfs dat ons uiterlijk een belangrijk aandeel kan leveren aan ons gevoel van welbevinden en daarmee aan onze geestelijke en lichamelijke gezondheid.

Uiterlijk schoon, of in ieder geval uiterlijke verzorging vormt een smeermiddel in onze sociale contacten, en al helemaal bij amoureuze en seksuele contacten – dat is een gegeven in alle culturen. Soms loopt het echter uit op een competitie die aan sport doet denken. Maar hoort u het, dat woordje ‘echter’? Onwillekeurig formuleren we dit vaak alsof het iets verkeerds is als je van je opmaak en aankleding een soort sport maakt, terwijl we wél vol waardering zijn voor de traditionele sporten. We aanvaarden zelfs dat iemand daar dag in dag uit mee bezig is en daar sloten geld in steekt; de extreme variant van de topsport is misschien dan ook vergelijkbaar met plastische chirurgie als tophobby.

In andere hobby’s investeren we soms soortgelijk veel tijd en centen, zoals in wereldreizen, dure sportauto’s of tweede huizen, zonder dat we daarvoor kritiek krijgen behalve van een paar socialistische en ecologische zuurpruimen zoals ik. Als je je spaarcentjes echter stopt in cosmetische operaties dan heten dat al gauw decadente fratsen. Geen wonder dat men die operaties, en dat zijn er niet weinig, vaak in het geheim laat uitvoeren.

Een punt van discussie blijft, dat sinds eeuwen de meeste uiterlijke schoonheid en verzorging van vróuwen wordt verwacht. Verwachtingen waarvan zij soms de gevangene is, als passief lustobject van mannen of in competitie met andere vrouwen. De feministische strijd tegen deze vrijheidsbeperking moet natuurlijk doorgaan. Tegelijk zien we, dat veel vrouwen los van mannen genoegen beleven aan hun uiterlijke verzorging en verfijning – zoals een boektitel het uitdrukt: geluk is een jurk – of zich zelfbewust gedragen als áctief lustobject. Vooralsnog lijken vrouwen meer last maar ook meer voldoening te hebben van hun uiterlijke expressie- en genotmogelijkheden dan mannen. Moeten we dat nu proberen gelijk te trekken of beschouwen als een charmant gegeven, een peiler onder heerlijke seksualiteit? Laten we in elk geval de mogelijkheden van ons uiterlijk in ons voordeel gebruiken.

Muziek voor Michiel:

van der CD ‘Adagio for the Millennium’ SPOOR 2, Rodrigo

Is zachte muziek, die 11’33” doorgaat, dus in afspraak met presentatrice mooi vloeiend wegdraaien graag.

Mogelijke toelichting voor Jeannine:

“We luisterden naar het adagio uit het concert voor gitaar en orkest ‘Concierto de Aranjuez’ [uitspr.: konsjèrtô de àrranhoewès] van de Spaanse componist Juaquin Rodrigo [hoeakién roddriégo], die leefde van 1901 tot 1999. Deze man was blind, dus hij moest zijn schoonheid buiten het visuele halen, en dat is hem dus ruimschoots gelukt.”


© 2024 Toon van der AA