Taboe

[ zacht] Dames en heren, luister goed, want ik moet even naar u fluisteren. Kruip wat dichter bij de radio en zet haar nou niet harder, want anderen hoeven het niet te horen. Ik ga n.l. een paar woorden uitspreken waar een taboe op rust en waar u van zou kunnen schrikken. [einde zacht]

Ik bedoel de woorden KANKER, SPERMA, SNOT  EN  KRANKZINNIGHEID. Ja, nu hebt u er natuurlijk spijt van dat u het volume toch omhoog hebt gedraaid, want de buren weten nu precies op wat voor zender u op donderdagochtend afstemt. Maar wij van Radio Signaal hebben er weer een paar luisteraars bij.

In mijn woordenboek staat onder taboe: “Gedragscode die iets verbiedt; te vermijden zaak of onderwerp”. En met dat laatste wordt bedoeld: vermijden om het te doen óf vermijden om erover te praten. In diverse culturen vallen die twee samen: zo is seks voor of buiten het huwelijk vaak taboe, en erover praten als het toch is gebeurd ook. Dat heeft als enorm nadeel, dat bijvoorbeeld niet geluisterd wordt naar verkrachte vrouwen, of dat voorlichting over hiv-besmetting heel moeizaam gaat. In onze westerse cultuur is het spreektaboe verregaand teruggedrongen. Hier is zelfs vaak alle gepaste eerbied en terughoudendheid voor intimiteit en persoonlijke levenssfeer zoek en zien we ’s avonds op tv beelden van medische en seksuele aard die we gerust pornografisch kunnen noemen.

Op het gebied van de gezondheid zijn er vanouds vier groepen onderwerpen waarop een spreektaboe ligt: dood, seks, lichaamsafscheidingen en geestesziekte. Zo hadden we het jarenlang over K, i.p.v. over kanker. Zou het toeval zijn, dat we tegenwoordig wél wat gemakkelijker  “kanker” zeggen, nu die ziekte minder vaak dodelijk is? Maar over prostaatkanker wil de conversatie nog niet erg vlotten, evenmin als over geslachtsziekten. En over snot, poep, pus en soortgelijke lichaamsproducten laten de meesten van ons zich toch niet met het grootste gemak uit. Datzelfde geldt voor psychische aandoeningen; daar zijn de termen als depressie en psychose zélf misschien wat minder afschrikwekkend, maar we verbinden ze niet zo gauw openlijk aan een persoon.

Vanouds ook zijn er zeker drie soorten reacties op het spreektaboe: roddel, humor en ontwijking.

Iets waarover alleen maar fluisterend en in kleine kring gesproken kan worden, krijgt vanzelf al de sfeer van roddel mee. Maar als de uitgewisselde informatie bij gebrek aan openheid niet wordt gecontroleerd en zonodig tegengesproken, dan wordt de zaak gemakkelijk aangedikt en krijgt ze gemakkelijk ook een kwaadaardige draai. Humor is daar dan misschien weer een relativering van: we weten dat we allengs uit onze nek zijn gaan kletsen en lachen daar maar om en om de ellende — ook al bij wijze van bezwering. De derde reactie, ontwijking van het taboe, is de schadelijkste denk ik. Niet alleen het onderwerp wordt n.l. ontweken, ook de mensen die ermee verbonden zijn. Zo herinner ik me dat in het dorp van mijn jeugd sommige mensen niet alleen vlug de straat overstaken als er iemand naderde die onlangs abortus of overspel had gepleegd, maar evenzeer bij iemand met een ernstige ziekte of handicap, of met een recent sterfgeval in de familie. En ook nu gedraagt een enkeling zich nog wel eens schuw en terughoudend tegenover een gehandicapte of terminaal zieke.

Intussen is dat spreektaboe vanuit medisch oogpunt onhandig en zelfs gevaarlijk. Want folders, bijsluiters en gebruiksaanwijzingen worden onduidelijk van té voorzichtige omschrijvingen. Een ernstig voorbeeld hiervan deed zich voor in mijn geboortedorp, waar Janus het keuterboertje met klachten op het spreekuur van de huisarts was gekomen. Hij kreeg er zetpillen voor met de aanwijzing: “Duw dit dan elke dag in je anus, Janus.” Na twee weken was ie terug met de mededeling, dat het niet had geholpen maar wel heel smerig had gesmaakt. Op de verbaasde reactie van de arts antwoordde hij “Ik moes ’t toch in m’ne kanis dauwen, hè dokter?”, want een klap voor zijn kanis had ie wel ooit eens gehad. Ach, de bijsluiter had hem vast ook niet geholpen, want daar stond natuurlijk iets in als “Anale applicatie, orale contra-indicatie” i.p.v. gewoon “niet opeten maar in je gat stoppen”.  Dat krijg je nou van het spreektaboe op kop en kont.


© 2024 Toon van der AA