Burenhulp was vroeger vanzelfsprekend, hoor je vaak zeggen. In mijn dorp ging dat ver genoeg, dat onze buurvrouw Dina van nr.11 mij als baby meermalen aan de borst heeft gelegd wanneer mijn moeder te weinig melk produceerde. Want buurvrouw had voldoende voor haar eigen dochter en mij samen en dan nog was er genoeg over voor een paar bakkies koffie verkeerd. Nou ja, dit laatste verzin ik er dan bij hè.
Sedertdien zijn we in dit land zoveel verder van elkaar af komen staan, dat spontane hulp nauwelijks meer wordt gegeven. De eerste na-oorlogse nieuwkomers hier, dat waren toen rijksgenoten, spijtoptanten en gastarbeiders, die toonden zich er wel eens verbaasd over dat naaste buren of zelfs familieleden elkaar zo wéinig spraken en zo wéinig wederzijdse assistentie verleenden bij de oogst, bij verbouwingen en bij mantelzorg.
Op grótere schaal dan familie of buren heeft Nederland wel steeds een positieve reputatie behouden op het gebied van solidariteit, of van filantropie zo u wilt. Kleine en grote inzamelacties voor allerlei noden in binnen- en buitenland leverden en leveren nog steeds vele miljoenen méér op dan in andere landen gebruikelijk is. En wat belastingen en premies betreft, die vaak de functie hebben van geldoverdracht naar medeburgers, voorzover ik kan overzien werd daarover vroeger meer uit gewoonte gemopperd dan dat men naarstig manieren zocht om er onderuit te komen.
Dat laatste is tegenwoordig wel anders. Het lijkt wel of iederéén belastingteruggave aanvraagt – behalve natuurlijk weer de allerarmsten, die ook de Bijzondere Bijstand niet weten te vinden, helaas. En met de liberalisering en concurrentie in allerlei dienstverleningsmarkten, waaronder de gezondheidszorg, zijn velen uit alle macht op zoek gegaan naar allerlei voordelen. Maar dan wél: voordelen voor zichzélf en het eigen gezin, niét voor de familie of voor buren laat staan voor andere landgenoten of voor vreemdelingen.
Bijvoorbeeld qua verzekeringen. Wie wil er als man nou nog premie meebetalen aan zwangerschapskosten, wie wil als jongere meebetalen aan kosten voor ouderdomskwaaltjes, wie als niet-roker voor rokers, enz. Dit, en andere regelingen die vooral ten nadele zijn van langdurig zieken en gehandicapten, dit alles leidt alleen tot protest bij het kleiner wordende volksdeel dat zichzelf nog heel ouderwets als progressief betitelt, of als christelijk. (Hoe het zit met andere gelovigen weet ik eigenlijk niet; ik hoor hierover niets van islamitische, hindoeïstische of joodse zijde.) Kortom, de solidariteit lijkt op de terugweg.
Tekenend in dit verband is het bericht in de krant, dat verzekeringsmaatschappijen het nauwelijks aandurven om te investeren in preventiemaatregelen voor hun klanten, zoals bewegings- en antirookcursussen. De kans is n.l. té groot, dat veel mensen daar eerst gebruik van maken en vervolgens overstappen naar een andere verzekeraar die niet aan zo’n preventie doet en daardoor een lagere premie kan aanbieden. De maatschappij Agis, waarin het vroeger in Amsterdam als sociaal bekend staande ZAO is opgegaan, Agis houdt gelukkig preventie nog in ere. Als ú deze of een andere sociale verzekeraar hebt verlaten wegens die zogenaamd te hoge premie, hebt u dus in feite andere mensen een onsolidaire loer gedraaid. Ik hoop van harte, dat de overheid of de gezamenlijke verzekeraars u een loer terug draaien door u een preventiepremie op te leggen of iets dergelijks. Ondertussen kunt u een puntje zuigen aan die solidaire buurvrouw Dina.