Respect of medegevoel

Het Brabantse dialect waarmee ik ben opgegroeid heeft één groot voordeel ten opzichte van Algemeen Beschaafd Nederlands: je kunt iemand altijd aanspreken met “gè” en hoeft nooit te twijfelen tussen “u” en je”; tegen de huisarts zeg je bijvoorbeeld “kunde gè efkes m’n aombèije bekijke?“

Maar in het Nederlands staan we vaak te hannesen met “je”en “u”, en het zal ook jou vast wel eens zijn overkomen dat u de keuze daartussen ontwijkt door iemand met haar of zijn naam aan te spreken – behalve als dan het keuzeprobleem verschuift naar voor- of achternaam. Boven de brieven en mails die ik krijg staat vaak “Beste meneer Van der Aa”; dat is een tussenvorm want vroeger hoorde “beste” bij de je-vorm en “geachte” hoorde bij de u-vorm en we moeten wat lachen om de aanhef “geachte Michiel”.

Dit tijdrovende geklooi maakt ook de communicatie in de gezondheidszorg moeilijk, waar je immers op zakelijke wijze intieme onderwerpen bespreekt. Vroeger was dan de geneesheer – geneesdames waren er nauwelijks – die geneesheer was iemand van grote status en gezag dewelke men uit den aerd der zaek met “u” aansprak. Tutoyeren deed men alleen bij verstandelijk gehandicapten en vanaf de jaren ’60 ook in de psychiatrie.

En nu zijn we op een punt dat vrijwel in de hele psychiatrie en zwakzinnigenzorg flink getutoyeerd wordt en in de rest van de gezondheidszorg flink geschutterd en gehannest. Voor ouwe knarren als ik komt daar nog bij dat leeftijdsverschil meetelt; het jonge volk spreekt mij niet meer spontaan aan met jij en noemt me niet bij mijn voornaam. Soms laat ik het daarbij, soms zeg ik je en jij tegen die jonge doktertjes en verplegertjes, soms zelfs nodig ik hen uit om datzelfde tegen mij te doen maar dat wekt vaak verwarring en voor je het weet word je verdacht van hospitalisatie, verslaving aan medische zorg of ongewenste intimiteit.

Met gezagsverschil heeft dit alles niets meer te maken, want de klant is koning en de dokter is als gezagsbron vervangen door Wikipedia.

Nee, de vervaging der grenzen tussen respect en zorgzaamheid, en tussen zorgzaamheid en intimiteit, dát lijkt me belangrijker. Op het einde van de twintigste eeuw zijn medici gaan leren om ons patiënten met respect te bejegenen en daar hoorde misschien de u-aanspreking bij. Later zijn die medici ook gaan begrijpen dat ze een mens behandelen en niet een zak symptomen, en dat willen ze eigenlijk óók laten merkenbv. door “je”te zeggen. Maar breed uitgemeten incidenten of verdenkingen van ongewenste intimiteiten hebben hen de laatste jaren bang gemaakt.

Vroeger voelden we een tegenstelling tussen respect en zorgzaamheid, meer van het ene betekende minder van het andere. Voor zorgzaamheid kunnen we ook invoelingsvermogen, empathie invullen en dat is gewoon een mate van intimiteit. Tegenwoordig vinden we eerder, dat écht respect ook menselijk medegevoel inhoudt, dus geen tegenstelling meer. Alleen durven we daar nog vrij weinig consequenties aan te verbinden. En ik had het zonet dan wel overe die afstandelijke medici van vroeger, maar in mijn jonge jaren ging het in ons dorp toch ook wel gemoedelijk toe hoor en kon een huisarts zich veroorloven om te zeggen: “Ik zal wel ‘s èfkes in uw grôte kont kijke Michiel”.

Muziek,

na 3 à 5 seconden:

van de CD Nielsen: symfonieën 2 en 3, SPOOR 8, Finale. Allegro. Duurt eindeloos (11’05”), dus naar believen wegdraaien.

Aanbevolen afkondiging:

“We hoorden een stukje uit het laatste deel van de derde symfonie van de Deense componist Carl Nielsen (die leefde van 1865 tot 1931). Onze columnist vindt dat hier de invoeling en intimiteit vanaf spetteren.”


© 2024 Toon van der AA