Een dikke week geleden werd het einde van de islamitische vastenmaand Ramadan gevierd met het Suikerfeest. Op niet-moslims komt die vasten wel eens over als een zware, misschien zelfs ongezonde periode: overdag eet en drink je helemaal niets, en ’s avonds soms juist heel veel.
Luisteraars onder u met een christelijke achtergrond zoals ik, of met de juiste leeftijd zoals ik, die herinneren zich nog wel de veertigdaagse vasten tussen aswoensdag en pasen waar katholieken aan deden, maar dan in een veel gemakkelijkere vorm dan de Ramadan. “Onze” vasten begon eigenlijk met het driedaagse carnaval, en eindigde met een feestelijk paasontbijt en diner — waar in míjn jeugd ook nog cadeautjes voor de kinderen aan te pas kwamen. Daar is alleen het steeds uitbundiger carnaval van overgebleven. Intussen heb ik weer wél een paar progressieve vogels in mijn vriendenkring, die vasten tegen allerlei darmafval, met sapjes, of met thee, of sherry – o nee, de sherrykuur is weer uit.
In ieder geval, als er gezondheidsnadelen zijn van de Ramadan, die zijn er dan toch ook van de carnaval: daar worden heel wat levers en hersencellen mee gemold hoor!
Maar, kijk ook eens naar de psychische voordelen van het je matigen en disciplineren in deze consumptiemaatschappij, en ook naar de gemeenschapszin die je bevordert door samen zo’n karwij te volbrengen. Op dezelfde manier vind je vast en zeker ook de nodige psychische voordelen aan het je eventjes ónmatig en óngedisciplineerd gedragen, zoals bij carnaval gebeurt.
Dus voordat iemand begint over aanpassing aan de normen van de meerderheid — wat overigens in Amsterdam over tien jaar of zo een islamitische meerderheid is, interessant vooruitzicht – dus voor u begint over aanpassing aan die meerderheid zou ik eerst maar eens goed nadenken over wat je van elkaar zou kunnen leren en mogelijk overnemen. Samen een beetje vasten en samen een beetje dollen, daar zit toch zeker toekomst in?
We kunnen verder natuurlijk denken wat we willen als het gaat om integratie van nieuwe Nederlanders, om autochtonen en allochtonen, normen en waarden van meerderheid en minderheid, aanpassing van wie aan wie enzovoorts, maar in deze uitzending gaat het om gezóndheidskwesties en dan moeten we even kijken wat dáárin redelijk is. Zo wordt er in de politiek nogal eens gezegd dat je niet alles moet gaan vertalen voor mensen die te gemakzuchtig zijn om Nederlands te leren; dan gaat het bijvoorbeeld om overheidsbrochures over belastingteruggave, routebeschrijvingen, allerlei regelingen.
Nou, dat dacht ik zelf ook even toen ik in het revalidatiecentrum oefeningen deed samen met een buitenlandse man die al 27 jaar in ons land bleek te wonen maar die nog geen twee zinnen behoorlijk Nederlands kon uitbrengen; die irritante kerel zat daar gewoon fysiotherapie te vertragen met zijn taalproblemen. Toch vond ik het terecht, dat de behandelaren hem de nodige extra aandacht gaven en ook folders in eigen taal aansleepten. Want als het om gezondheidszorg gaat zeg je nooit “eigen schuld dikke bult, dus we helpen je niet”. Je laat ook niet iemand op de straat liggen als die met een dronken kop onder een auto is gelopen. Daar komt nog bij, dat het niet eens altíjd eigen schuld is als iemand slecht Nederlands spreekt of verstaat; bijvoorbeeld bij mensen die al oud waren toen ze hier kwamen, of bij vrouwen die langdurig binnenshuis zijn gehouden. Voor al die mensen maak je zoveel mogelijk vertalingen in zoveel mogelijk talen, zodat ze evenveel toegang hebben tot de gezondheidszorg als uit kaas geboren Nederlanders. Het is immers best een beetje eng, als je niet weet wat voor belangrijks er tegen je gezegd wordt.
Atábya al moetamannayatoe. Her şey gönlünüzce olsun! Totemo tanoshikatta des(u)!