“Houwde gij ze mar èrem, dan houw ik ze wel aachterl’k, dè’s ‘t bèste”. Aldus een cynische samenvatting van de taakverdeling tussen de burgemeester en de pastoor, zoals vrij veel mensen in mijn geboortedorp het zagen. Voor wie geen Brabants verstaat even de vertaling: “Houd jij ze maar arm, dan houd ik ze wel achterlijk, dat is het beste”, zei dus de hoogste geestelijke notabel tegen de hoogste wereldlijke.
Het was een karikatuur, maar het illustreerde wel machtsverhoudingen zoals die eeuwenlang bestonden en waar de gewone burger niet aan te pas kwam. Ook niet via het kiesrecht, want in deze tijd van verzuiling, tot in de jaren ’60, stemden we bijna allemaal braaf op traditionele partijen met hun traditionele leiders, die in hun achterkamertjes discreet met elkaar zaken deden.
Ook de gezondheidszorg was een zaak van notabelen en gevestigde instituties, evenals overigens het onderwijs. De opvang van zieken, gehandicapten, bejaarden en armen werd sinds de middeleeuwen behartigd door de katholieke, later ook de protestante kerk alsmede door stadsbesturen. Daar kwamen vervolgens wat filantropisch aangelegde rijken bij, en in de laatste eeuw ook puur commerciële bedrijven. Nooit echter namen de gewone burgers de organisatie van hun gezondheidszorg zelf ter hand, zoals ze vaak wél deden met onderlinge verzekeringsmaatschappijen, woningbouwverenigingen en agrarische in- en verkoopcoöperaties, die althans in theorie democratisch waren en zijn.
Hedendaagse ziekenhuizen en verzorgingshuizen hebben doorgaans een verzuild verleden, katholiek, protestants, joods of sociaal-democratisch, wat dat inhoudelijk ook nog mag betekenen. En ze hebben als beheersvorm de stichting, waarin de bestuursleden hun eigen opvolgers benoemen, als erfgenamen van de oude autoriteit.
Hier staat tegenover, dat sinds 1996 door de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen, de WMCZ, dat daardoor u en ik als patiënt of cliënt enige inspraak hebben in wat zo’n ziekenhuis of verpleeghuis uitvoert. Dat kan dan via de patiëntenraad of cliëntenraad, en ook enigszins via een door ons aangewezen lid van de zogeheten Raad van Toezicht.
Ikzelf zit al jaren in de cliëntenraad van een psychiatrisch ziekenhuis, en ik heb het altijd volslagen bespottelijk gevonden dat wij als gebruikers van die tent maar één vertegenwoordiger in de Raad van Toezicht hebben, en dat is niet eens een echte vertegenwoordiger want we mogen haar geen opdrachten meegeven. Het zou toch volkomen logisch zijn wanneer wij als mensen met het grootste en meest directe belang, met gezóndheidsbelang, wanneer wij méér te zeggen zouden hebben dan mensen met afgeleid belang, belang voor hun status en inkomen, zoals de bestuursleden, specialisten en directeuren op allerlei niveaus. Indien we het ziekenhuiswezen helemaal opnieuw zouden moeten opbouwen zouden we daar toch zeker geen genoegen mee nemen?
Natuurlijk zouden wij de zieken- en verpleeghuizen verantwoordelijk moeten laten besturen, binnen grenzen van wet en budget, en met de nodige deskundigheid, maar o.a. het vakbondswezen heeft laten zien dat georganiseerde burgers dat uiteindelijk zeker kunnen. Dus leve de klantgestuurde vereniging of stichting en leve de gebruikerscoöperatie, en weg met het huidige bestel dat achterlijk en ondemocratisch is! Wat zeg je dáárvan, meneer de burgemeester, meneer pastoor?
Muziek:
de Radetzky-mars van Johann Strauss, spoor 1 van de CD ‘Marches Classiques’; duurt 2’54”, maar wegdraaien kan natuurlijk altijd (herhalen ook denk ik…).
Mogelijke afkondigingstekst
(of gebruik een gedeelte of zo):
“U luisterde zojuist naar (een deel uit) de Radetsky-mars [uitspraak radètskie] van Johann Strauss junior, die leefde van 1825 tot 1899. Daarmee wilde onze columnist aangeven dat de georganiseerde patiënten en cliënten heus wel wat in hun mars hebben, en het klinkt ook gepast vastberaden.
Radetsky, voluit Johann Jozef Wenzel Anton Franz Karl graaf Radetzky von Radetz [uitspraak: z als ts, maardat wist je al?], was een bekende Oostenrijks generaal ter ere van wie Strauss in 1848 deze mars schreef. Dat was in het zogeheten revolutiejaar, waarin deze Radetz meehielp om diverse volksopstanden bloedig neer te slaan. Wij rekenen erop, dat de besturen van ziekenhuizen zich gematigder zullen gedragen als hún gezag wordt uitgedaagd.
(Overigens, de beroemde schrijver wijlen Jan Wolkers zong het muziekstuk dat we hoorden soms mee met de tekst Tietekont-tietekont-tiekont-jaja, maar dit dus zééér terzijde.)”