Na de verkiezingen

Al jaren is bekend, dat artsen en andere werkers in de gezondheidszorg krankzinnig veel uren draaien, en daardoor vaak chronisch slaaptekort hebben. Een levensgevaarlijke situatie.

Om dat tegen te gaan zou je natuurlijk artsen veel beter kunnen gaan betalen of hun opleiding gratis maken, dan stromen de liefhebbers wel toe. Twee dure oplosingen. 

Tijdens verkiezingscampagnes hoor je weinig van dat soort voorstellen die misschien dringend nodig zijn maar die veel offers vragen. Dat kunt u nu typische lafheid en onbetrouwbaarheid van politici vinden, maar uitgerekend in verkiezingstijd zou u er enig begrip voor moeten hebben. Want als je dan zegt dat iets veel gaat kosten, dan word je door je tegenstanders en door de pers onmiddellijk afgeschilderd als iemand die geld over de balk wil smijten en de belastingen dolgraag wil verhogen. En daar zijn wij kiezers gevoelig voor, immers we denken doorgaans niet verder dan onze portemonnee of verder dan een paar jaar. Dus met alle goeie bedoelingen verliest zo’n eerlijke en dappere partij de verkiezingen als ze rechtstreeks aan ons vraagt om te investeren in de toekomst.

Nog erger zou dat zijn bij een derde oplossing voor die oververmoeide artsen. Namelijk om hun aantal werkuren verplicht te beperken. Want dan zou zeer zichtbaar worden dat allerlei behandelingen niet doorgaan en dat mensen daardoor sterven.

Toch gebeurt dat nú al. Dagelijks nemen artsen besluiten om de ene persoon wél te opereren en de andere niet, omdat de wachtlijst te lang is en er niet genoeg geld is om iedereen op tijd te helpen. De politici, die toch door ons zijn gekozen als het hoogste gezag in het land, die branden hun vingers liever niet aan dit soort beslissingen van leven en dood. Moet je zien wat er al voor een rel ontstaat, als een staatssecretaris besluit om een bepaalde medicijnsoort niet te laten vergoeden, dan schreeuwen betrokkenen begrijpelijk genoeg moord en brand en is er van rustige afweging nauwelijks sprake.

En dit akelige probleem zal nooit overgaan, luisteraars, er bestaan geen definitieve oplossingen. Er zijn veel meer medische handelingen mógelijk dan we als maatschappij ooit kunnen uitvoeren. Ook al stoppen we al het geld van wegen- en huizenbouw in de gezondheidszorg, al sturen we alle militairen en politiemensen naar de zorgsector, áltijd zullen patiënten kunnen zeggen dat ze niet alles hebben gekregen wat éigenlijk mogelijk was.

Het is dus niet reëel om van politici tijdens de verkiezingscampagne te verlangen dat ze zich uitspreken over zulke zwaarwegende kwesties. Tótdat we allemaal zulke fatsoenlijke omgangsvormen hebben dat zij zich een eerlijke mening in het openbaar kunnen veroorloven zonder acuut te worden afgemaakt – en eh, ziet u dat gauw gebeuren?

Maar ná de verkiezingen, dus ook vóór de volgende verkiezingen, moeten ze erop aangesproken worden. En dan nog liever niet in rechtstreekse debatten tussen kopstukken, maar in kalm overleg tussen fractiespecialisten, medici, onze patiëntenorganisaties waar u lid van bent, e.d. In krantenartikelen en boeken. En binnen de wetenschappelijke bureaus van de politieke partijen, die zich kunnen veroorloven wat verder door te denken dan hun partijbazen. Doordenken over de onvermijdelijke grenzen aan de zorg, waarvoor we ons gezamenlijk verantwoordelijk moeten stellen. Welke mensen wel en welke niet een behandeling te geven; hoeveel medici opleiden, welke medicijnen wel of niet vergoeden. Wat je na rijp beraad daarin kiest is vaak geen kwestie van aantoonbaar gelijk of ongelijk, maar een kwestie van ethische voorkeuren. En die ethisch-medische voorkeuren zouden, met het nodige respect voor de diverse standpunten, toch eigenlijk wél wat vaker in een verkiezingscampagne moeten kunnen meespelen.


© 2024 Toon van der AA