Krentenbaard

Tot voor kort dacht ik, dat de aandoening tot het verleden behoorde, want sinds mijn jeugd heb ik er geen kinderen meer mee zien lopen. Maar vorige week las ik in Het Parool, dat de zogeheten ‘krentenbaard’ weer helemaal in opkomst is.

Het betreft hier een meestal onschuldige infectieziekte, vooral bij kinderen. Uit huiduitslag ontstaan bultjes die blaasjes worden die dan weer kapot gaan en vocht uitscheiden – jaja, Radio Signaal presenteert u smakelijke onderwerpen – vocht dat dan weer stolt tot gele korstjes. Dit alles tiert vooral welig op het gezicht, zodat je eruit ziet alsof je met je snufferd in een bak vol krenten bent gevallen die toen zijn blijven plakken. En het jeukt als de pieten.

Mijn moeder hanteerde vaak de zegswijze: “Het staat geschreven en gedrukt, ge zult krabben waar het jukt.” Maar in dit geval mocht dat niet, want met je ongewassen vingertjes verspreidde je dan die infectie over je hele lijf. Ik spreek nog maar in de verleden tijd, want ik ga u vertellen hoe wij kinderen er toen van werden weerhouden om te krabben. Vader, of een handige broer, pakte een paar stukken karton en maakte daar twee kokers van, ongeveer met de lengte en de diameter van jouw armen. Daar moest je die arme armen dan insteken, en de kokers werden achter je schouders met een touwtje aan elkaar verbonden, op dezelfde manier waarop dat nog steeds gebeurt met wanten die kinderen niet mogen verliezen.

Je kon nu met geen mogelijkheid je gezicht meer met je handen bereiken, trouwens ook niet je gat als het dáár toevallig jeukte. Met neus snuiten en naar de wc gaan moest je worden geholpen of je moest heel eventjes van die kwelpijpen worden bevrijd. Ik weet niet meer zo goed of de meester of juf op school dat ook voor me deed zodat ik kon schrijven; in dat geval deed hij of zij ze voor ik naar huis ging ook weer bij me aan, tja alle opvoeders trokken één lijn.

Die school was natuurlijk een verschrikking, want als krentenbaartlijdertje met armschoorstenen werd je vreselijk gepest en uitgelachen, met de uitdrukking die nog wel in het woordenboek staat maar die u ook vast nooit meer hoort: “Sliepuit, sliepuit!”. Deze vernedering was zó immens, dat de psychische schade van deze remedie bij menigeen erger zal zijn geweest dan de kwaal van de infectie zelf. Iets om over na te denken, als úw kinderen iets moeten doen of laten om van een kwaaltje af te komen, toch?

In mijn kindertijd heette de krentenbaard een aandoening die vooral voorkwam in gezinnen met weinig inkomen en met weinig aandacht voor hygiëne. En reken maar, dat míjn armkokers duidelijk zichtbaar van afvalkarton waren gemaakt, zonder kleurtje of zo. Dat stigma kon er ook nog wel bij.

Maar nu lees ik op internet, dat de ziekte vooral voorkomt bij de hogere sociale klassen. Als ik dat tóen geweten had, had ik van de nood een deugd kunnen maken en het tot statussymbool kunnen verheffen. Trots als een pauw had ik rondgeparadeerd met mijn baard, laten we zeggen trots als een salafiet: “Ik scheer mij  niét!”


© 2024 Toon van der AA