Bij het schrijven van deze column was ik snipverkouden, en dat is nu ook nog wel aan me te horen. Last van hoofdpijn en keelpijn, hoest en proest, snot en slijm, en eerlijk gezegd ook verrekt veel chagrijn. Want ik krijg de pest in van zinloze kwaaltjes.
Sinds ik geen god meer heb die ik de schuld kan geven van allerlei onbegrijpelijk ongerief, probeer ik dat op het noodlot te schuiven, of op ontspoorde evolutie, maar dat zijn onpersoonlijke entiteiten waar je weinig kwaadheid op kwijt kunt.
Kijk, ik kan aanvaarden dat de mens niet volmaakt is, binnen het verband van de natuurlijke mogelijkheden, of van gods schepping als u wilt. Binnen de gegeven aantrekkingskracht, dampkring, bodemgesteldheid en andere karakteristieken van onze planeet aarde zijn de mogelijkheden voor de menselijke soort omgeven door grenzen. Ik wil dus aannemen dat wij niet gebouwd kunnen worden om een val van 100 meter hoogte te overleven, en tegelijk de 100 meter hórizontaal binnen 20 seconden af te leggen; soms zal de ene aanpassing aan onze fysieke omgeving ten koste gaan van de andere.
Dit betekent, dat ongelukken zullen gebeuren en dat een aantal van ons valt, verbrandt, verdrinkt enz. enz. Beroerde maar verklaarbare incidenten.
Moeilijker vind ik het al, dat sommigen van ons constructiefouten bezitten waardoor ze minder bestand zijn tegen bepaalde ongelukken, of niet behoorlijk kunnen lopen, zien of horen, en wat dies meer zij. Bij een goed georganiseerde productielijn van menselijke individuen zou zoiets niet hoeven te gebeuren.
Volkomen onlogisch, overbodig en onaanvaardbaar vind ik echter ziektes. Vergiftiging gaat dan nog wel, daarom noemen we die eigenlijk ook geen ziekte: een stof die nut heeft op een specifiek gebied kan gevaarlijk zijn op een ander gebied bijvoorbeeld binnen dierlijk weefsel. En sómmige bacteriën zijn ook hartstikke nuttig, we zitten er vol mee, maar dat zijn bij mijn weten ándere bacteriën dan die waar we ziek van worden en de pijp van uit gaan; hebben die krengen daarnaast nog een of ander nút, nee toch?! En virussen dan, die zijn helemaal het godgeklaagde toppunt, hebt u ooit van een virus gehoord dat een of ander natuurlijk evenwicht moet herstellen, nee toch en anders bél alsjeblieft even!
Wat voor logische of nuttige functie hebben kanker en kinkhoest, malaria en ms, de tering en de tyfus? Behalve dan het tegengaan van overbevolking, wat toch veel pijnlozer had gekund met ingebouwde condooms of met ingebouwde zekeringen die op leeftijd zijn afgesteld?
Nee, ziekte dat is gewoon sabotage van de natuur, een biologische bermbom, een sadistisch spelletje van god of lot.
Het gekke is nu, dat ik vooral de pest in krijg bij lullige ziektes en aandoeningen zoals verkoudheid, lichte griep, schijterij, en bijvoorbeeld ook bij veelvuldige jeuk, waar ik nogal last van heb, allemaal dingen die me samen wel tien procent van mijn levenstijd moeilijk maken. Mijn hartkwaal maakt me minder kwaad, en van terminale kanker of aids zou ik wel wanhopig en verdrietig worden denk ik, opstandig en boos ook, maar misschien niet zo chagrijnig als van die triviale dingen waar zelfs maar geen zingevende dapperheid bij past.
Want misschien zijn we daar allemaal in meerdere of minder mate naar op zoek: zingeving, het gevoel van dat iets niet voor niets is maar enige betekenis heeft, al was het maar door heldhaftigheid in het dragen van lijden. Daar moeten filosofen maar eens iets over zeggen, of godkundigen. Voorlopig is dat aan mij niet besteed, want ik vind die stomme verkoudheid volkomen zinloos, goddelijke pesterij en niets anders, godskolere!
Muziek:
“Een nacht op de Kale Berg” van Moessorgskie, SPOOR 3 van CD2 “Russian Fairy Tales”
duurt 7’31”, dus draai weer naar believen weg.
Aanbevolen afkondiging muziek:
“Wat we zonet hoorden was een deel van het muziekstuk “Een nacht op de Kale Berg” van de Russische componist Madjèst Moessòrgskie, die leefde van 1804 tot 1857.
(De voornaam van de goede man wordt door Nederlanders meestal anders uitgesproken, maar nu hoort u ook eens hoe het éigenlijk moet. [<= zie maar Dini of je deze zin erbij wilt])
Het stuk moet een zogeheten heksensabbat voorstellen, een donker feest vol chagrijnige tovenarij. En de dames klonken pissig genoeg om vele zinloze ziektes voor ons te bereiden in hun onzalig aangekoekte kookpotten.”