De AOW

Socialisten en andere sociale hervormers van eind 19e, begin 20e eeuw, hoopten en rekenden erop, dat we allemaal samen langzaam maar gestaag in welvaart vooruit zouden gaan én daar tegelijk minder voor zouden behoeven te werken. Een kwestie van vertrouwen in de technische ontwikkeling en in een voortschrijdende beschaving. Mijn ouders hebben nog meegemaakt dat de achturen-werkdag werd ingevoerd, vervolgens de vrije zaterdag, en dan in de jaren ’50 de Algemene Ouderdoms Wet AOW: vanaf toen ging je op je 65e “trekken van Drees”, zoals dat heette.

Het ideaal was dat we ons als mensen in sociale en culturele zin zouden ontwikkelen, dat we zouden leren en spelen en creëren. Daarvoor zouden we ook voldoende vrije tijd hebben. Dit ideaal, en de toekomstdroom van verregaande automatisering en dienstvaardige robots, deden nog opgeld tot in de jaren ’70 van de vorige eeuw.

De welvaart is sedertdien met sprongen toegenomen, maar op een ontspannen manier daarvan gebruik maken leek moeilijker te worden. Louter materiële welvaart werd belangrijker dan kunstzinnige of sociale ontplooiing. Een tweede vakantie, tweede auto of tweede huis leken een eerste levensbehoefte te zijn geworden; buitenlandse vakanties werden een sportprestatie waarvan menigeen uitgeput of geblesseerd terugkeerde, i.p.v. geestelijk verrijkt; en sport lijkt wel oorlog. Hele generaties kunnen geen boek meer lezen en geen brief meer schrijven, maar houden zich bezig met korte kladjes per e-mail en sms, alsmede met dagelijkse prijsvergelijkingen en andere koortsachtige activiteiten om een succesvolle consument te zijn.

En nu dan de plannen van regering en Kamermeerderheid om de pensioenleeftijd te verhogen. We worden ouder en blijven gezonder, zo lijken ze te redeneren, dus moeten we ook maar meer gaan werken. Leven om te werken, en werken alleen maar om rijker te worden.

Een argument is, dat onze verzorgingsstaat meer werkenden nodig heeft om al haar voorzieningen in stand te houden, met name ook de zorg voor zieken en gehandicapten, en dat er te weinig jongere mensen zijn om dat te doen.

Maar er zijn toch nog vele werkelozen onder de 65 jaar die aan een baan geholpen dienen te worden? Als die door financiële en andere aanmoediging vooral naar de zorgsector gaan, en als er werkers uit de materiële productie worden overgeheveld naar de zorg, dan krijgen we voldoende handen aan alle bedden. Bijkomend voordeel is dan hopelijk een achteruitgang van die materiële productie met al zijn milieuvernieling.

En dan het argument, dat je een slinkend aantal mensen tussen de schoolleeftijd en de pensioneringsleeftijd niet kunt opzadelen met de last voor een stijgend aantal niet-productieve jongeren en ouderen.

En waarom dan niet? Ten eerste hebben die werkers hun productiviteit niet zozeer aan zichzelf te danken maar aan de arbeid en investeringen van hun ouders en grootouders. Ten tweede hebben ze zélf al geprofiteerd van een soms lange opleidingstijd en kunnen ze straks ook zélf profiteren van een lange pensioentijd. Zo gezien is het helemaal niet vreemd of verkeerd, dat een steeds kleinere minderheid de kost verdient voor een steeds grotere meerderheid; denk hierin toch eens toekomstgericht!

En tenslotte worden door de beoogde maatregelen zomaar twee jaargangen potentiële vrijwilligers voor mantelzorg en sociaal-cultureel werk uitgeschakeld, met hun onmisbare bijdrage aan welzijn en beschavingsniveau van onze maatschappij. Ook dat vrijwilligerswerk was onderdeel van de toekomstdroom van onze voorgangers. En ook daarom zullen ze zich omdraaien in hun graf, net als mijn moeder denk ik. Ik weet wel, dat ik me te zijner tijd op goed gesmeerde kogellagers in míjn laatste rustplaats laat leggen.

Muziek:

Van de DGG-plaat van Jean Sibelius SPOOR 9 (het laatste nummer): Valse Triste;

duurt ruim 6 minuten, dus naar hartelust wegdraaien.

Aanbevolen afkondigingtekst:

“We hoorden zojuist de ‘Treurige Wals’ van de Finse componist Jean Sibelius [ spreek uit: Zjôôn Siebéélieoes; bij twijfel vraag maar aan Lucas ] , die leefde van 1865 tot 1957. Hij stopte in 1929 met componeren, op zijn 64e dus, en genoot vervolgens een kleine dertig jaar een speciaal staatspensioen; zeker voor die tijd was dat een uitstekende oudedagsvoorziening.”


© 2024 Toon van der AA