Danireeërs en Telinisten

Als ouwe bok heb ik de Hongaarse opstand van 1956 nog bewust meegemaakt. Neenee, tóen was ik tien, nú ben ik pas een ouwe bok. Die opstand tegen de communistische dictatuur mislukte jammerlijk, en weldra kwamen de vluchtelingen onze landsgrenzen over. Ik herinner me niets van weerzin daartegen, integendeel, we gaven aan een collecte, leverden enkele dekens in en  overwogen om een Hongaar in huis te nemen – tenslotte hadden we toch al een kostganger. Van die logé is het niet gekomen, en in het hele dorp veranderde het straatbeeld niet door herkenbare Magyaren.

Vluchtelingen uit het Oostblok hadden onze speciale sympathie, gebeten als we waren op het goddeloze communisme. Dat ze beslag legden op bijvoorbeeld gezondheidsvoorzieningen die dan niet meer voor ons Nederlanders beschikbaar waren, dat kwam niet eens bij ons óp. Deze schandelijke zuinigheid werd wél betracht door de toenmalige regering-Drees, die het aantal Hongaren beperkte tot 2500, en zij waren dan ook nog zó geselecteerd dat ze wel een succes móesten worden.

Dat is tegenwoordig wel andere koek. Vluchtelingen uit het Midden-Oosten worden bejegend alsof ze dáders zijn in plaats van slachtoffers, en onze Nationale Grote Bek Wilders doet alsof ze allemaal komen om te parasiteren van ónze rijkdom. Voor zover dit in een aantal gevallen klopt wens ik hen daarbij veel succes, zoals ik elke arme sloeber succes wens die een rijkaard wat euro’s lichter weet te maken, en wereldwijd gezien zijn wij Nederlanders in grote meerderheid stinkende rijkaards die maar eens moeten leren delen. Of misschien moet ik zeggen: wéér leren delen, want in mijn dorp konden wij bekrompen paapse heikneuters dat waarschijnlijk beter dan de onopgevoede digitale generaties van vandaag.

In een beperkt aantal plaatsen, waar de feitelijke opvang plaatsvindt, is natuurlijk sprake van een vluchtelingenstroom – ten voordele van de lokale economie en tot overlast van weinigen, maar even wennen is het uiteraard wél en daar valt enig begrip voor op te brengen.

In de héle rest van Nederland merken we vrijwel niets van de aanwezigheid van nieuwe mensen en vrijwel niets van de kosten, neerkomende op iets meer dan eentiende procent van ons inkomen. Ik kan geen enkele doktersbehandeling bedenken die zo weinig kost als eentiende procent van mijn inkomen, zal echter graag een paar glazen van het medicijn wijn voor hen laten staan of graag een keer wat korter naar de disco gaan, wat zeg ik, hoho, ik naar de dicso?

Doen alsof het hele land wordt overspoeld door horden gevaarlijke, bronstige en religieus fanatieke uitvreters is kwaadaardige ophitserij. Het is ook oorzaak van onnodige angsten dus een gevaar voor de geestelijke volksgezondheid.

In die jonge jaren van mij werd in Amerika een onderzoek gedaan naar intolerantie. Daarbij werd de deelnemers onder andere hun mening gevraagd over Danireeërs en Telinisten. Dat beide bevolkingsgroepen door de onderzoekers uit de duim gezogen waren verhinderde een aantal deelnemers niet om een lage opinie te hebben over deze niet-bestaande mensen.

En, wat vindt ú van hen?

Muziek voor Michiel:

Bartók SPOOR 10, Allegro Vivace van de Danssuite; duurt 3’10” dus in samenspraak met presentator eerder wegdraaien hè; het stuk is middelmatig hard maar zonder plotseling slagwerk of zo.

Mogelijke afkondiging:

“We hoorden zonet een stukje uit de Danssuite van de Hongaarse componist Béla Bartók [uitspr. Bééla Bártook]*, die in 1940 naar Amerika emigreerde, zeg maar vluchtte. U hoorde al hoe ontaard zijn muziek klinkt, dus geen wonder dat ie de benen moest nemen, waarbij hij wijselijk Nederland oversloeg.”

*voor het geval het je interesseert: in het Hongaars ligt de klemtoon meestal op de eerste lettergreep en zelfs in het begin van de zin, terwijl é, á en dergelijke geen klemtoon betekent maar klinkerverlenging


© 2024 Toon van der AA