De laatste tijd worden we doodgegooid met voorstellen tot bezuinigingen in de overheidsuitgaven, en dat zal nog wel even zo blijven
Ook voor de gezondheidszorg lijkt er geen ontkomen aan, en de voorstellen komen neer op verhogen van eigen bijdrages en eigen risico’s en het verschralen van de dienstverlening.
Al die bezuinigingen worden gepresenteerd als totaal onontkoombare ingrepen, en dat, dames en heren, is bezuiniging op de waarheid, per ongeluk of expres.
Zeker, er zijn grote tekorten op onze landsbegroting, als gevolg van de economische neergang waardoor minder is geproduceerd en er dus minder belasting binnen kwam enzovoorts. Is dan de enig mogelijke oplossing om minder te gaan uitgeven? Wat zou u zelf doen? Zuiniger gaan leven, of zorgen dat er meer poen binnenkomt als dat kan? Aan u de keuze.
Zo ook heeft de overheid de keuze om ons minder wegen, minder onderwijs en minder gezondheidszorg te verstrekken, óf om meer belasting te heffen, en ja dat zijn ook onze centen maar het effect is heel wat anders. De wegen blijven dan onderhouden, het onderwijs gaat niet achteruit en de gezondheidszorg blijft intact maar we kunnen niet meer twee keer per jaar op vakantie, geen tweede auto of tv aanschaffen, of niet meer zoveel drank en taart verorberen, al zou het maar tijdelijk zijn. Dát is de keuze en dát zouden kranten en politieke partijen ons moeten voorleggen, maar er heerst de laatste tientallen jaren een hysterische angst voor alleen al het wóórd belastingverhoging. Zeker tegen de verkiezingen durft vrijwel geen politieke partij het ook maar te noemen, de schijthuizen.
Let wel, ik maak er geen enkel bezwaar tegen als u gewoon víndt dat er beter gesneden kan worden in de zogenaamde collectieve voorzieningen dan in particuliere consumptie, ik zou niet durven. Maar zeg dat dan eerlijk en doe niet net alsof uw voorkeur een soort van natuurwetmatige noodzaak is. Die propaganda horen en lezen we al elke dag, en het is moeilijk geworden om er doorheen te kijken.
Eigenlijk zit er zelfs een zekere logica in om juist onze gezamenlijke consumptie, de collectieve voorzieningen dus te ontzien. Die vormen namelijk een steeds groter percentage van onze totale consumptie. We leven allang niet meer in een economie van familieboerderijtjes waarin je je eigen gezinsvarken opat, je eigen schapenwol breide enz. We leven zelfs niet in een economie waarin je steeds je individuele kaartje koopt voor elke collectieve voorziening zoals de bus of de bioscoop. Tot onze grootste uitgavenposten behoren het goede dus dure onderwijs en de goede dus dure gezondheidszorg; die wórden ook steeds beter en duurder terwijl we onderwijl niet nóg meer kunnen eten en nóg meer kleren aantrekken. Onderwijs en gezondheidszorg betalen we niet aan de kassa maar via verzekeringen en belastingen, behalve dan de kleine eigen bijdragen die echter voor mensen zoals ik en misschien ook voor u nog te hoog zijn.
Misschien zijn er wel praktische bezwaren hoor, om op korte termijn belastingen sterk te verhogen en bezuinigingen helemaal achterwege te laten. Maar ook dat kun je je medeburgers uitleggen en voorrekenen in plaats van ze bang te maken met het spookbeeld van een onbetaalbaar leven. Ja, dat is ook zo’n kreet, onbetaalbaar geworden voorzieningen. Gaat toch weg, je wílt ze gewoon niet betalen, je wilt voor een dubbeltje op de voorste rij zitten in school en ziekenhuis. En je gaat liever twee keer naar Thailand dan nog verder bij te dragen aan klassenverkleining en kankerbestrijding, want die paar filantropische inzamelingen waar je aan geeft die zetten geen doden aan de zijk.
Persoonlijk heb ik zelfs een principiële voorkeur voor meer collectieve voorzieningen en hogere belastingen, dat kun je namelijk óók vinden. Maar daar ging het me in het voorgaande niet om, het ging me om de eerlijke waarheid inzake bezuinigingen.
Muziek na column:
Anton Bruckner, CD1 SPOOR 1, symfonie nr.2 eerste deel. Duurt 15’15”, dus wegdraaien.
Aanbevolen afkondigingstekst:
“We hoorden zojuist een stukje uit het eerste deel van de Tweede Symfonie van de Duitse componist Anton Bruckner [ ánton bróekner ], die leefde van 1824 tot 1896. Bruckner [ broekner ] schreef vaak voor een flink groot orkest, daar werd niet op bezuinigd.”