Agressie

Toen ik een kleine tien jaar geleden bijna het loodje legde door een hartaanval, wilde de ambulance in eerste instantie niet komen omdat men dacht dat ik alleen maar last had van hyperventilatie. Op die weigering heb ik toen ietwat agressief gereageerd naar de 1-1-2-telefonist, louter met woorden dan want iets anders kon ik echt niet meer.

Met regelmaat horen we over incidenten van agressie naar artsen of andere hulpverleners, en bijvoorbeeld vorige week nog naar ambulancepersoneel. Het zijn zulke schokkende incidenten, dat ik schroom om er genuanceerd over te spreken. Maar ik voel me gesteund door de uitstekende bijdrage van Sabra Dahhan in De Volkskrant van gisteren, Forum blz.11.

Laten we niet doen alsof agressie een helemaal nieuw verschijnsel is, al is het best mogelijk dat er een algeheel stijgende lijn in zit, of dat we nu op een top zitten in een golfbeweging.

Vanouds staan we tweeslachtig tegenover medici. Enerzijds genieten ze aanzien en respect en krijgen ze alle ruimte om hun werk te doen, anderzijds wordt een eventuele mislukking hun soms zwaar aangerekend. In oorlogstijd worden veldhospitalen en rodekruisvoertuigen de ene keer door beide partijen ontzien, de andere keer juist aangevallen.

Hoewel ik destijds mijn excuses heb aangeboden voor mijn in doodsnood geuite verwensingen, meende ik daar eerlijk gezegd geen donder van. Ook al niet wegens allerlei vernederende opmerkingen over mijn veronderstelde hyperventilatie, die kennelijk gelijk stond aan simuleren of aan hypochondrie, ook zoiets minderwaardigs uiteraard; dit was verbale agressie van hulpverleners naar een patiënt.

Patiënten, of hun naasten, staan soms onder een zodanige druk, dat je van invoelbare agressie kunt spreken, of misschien van tijdelijke en gedeeltelijke ontoerekeningsvatbaarheid. Daar behoren hulpverleners natuurlijk tegen beschermd te worden, desnoods met forse middelen, maar even goed dienen de daders een milde bejegening te krijgen.

Anders is het, wanneer in een niet-acute situatie de patiënt gewoon zijn zin probeert te krijgen door dreiging met lichamelijk geweld. Ik wilde net zeggen dat dit misschien een makke is van de huidige jonge generaties, die verwende, overassertieve kwallen en zo, maar ik bedenk dat mijn vader ooit eens een specialistisch onderzoek voor mijn moeder met vuistengezwaai schijnt te hebben afgedwongen, een onderzoek dat levensreddend bleek te zijn. Of het verhaal klopt weet ik niet zeker, maar dat wij hem een held vonden herinner ik me nog wél. Wat een familie hè…

Alle perken te buiten gaat het, wanneer zónder duidelijke reden, werkelijk zónder enig direct belang van de daders, het medisch personeel door omstanders onmogelijk wordt gemaakt om zijn werk te doen. Door het belemmeren of bestoken van een ziekenauto, het bedreigen of zelfs aanvallen van de inzittenden die via een noodoproep ter plaatse zijn gekomen. Je kunt je de sadistische lol daaraan gewoon niet voorstellen. Aangezien er mensenlevens mee gemoeid kunnen zijn, is gematigd en sussend optreden hier onverantwoorde tijdverspilling. De rechter mag van mij achteraf best in de strafmaat rekening houden met de moeilijke jeugd van de daders, maar op de plaats van het delict moet de politie desnoods toch met scherp schieten. We wilden terrorisme bestrijden, nou dan dit is een vorm van terrorisme.

Tot die laatste, criminele categorie die medici zomaar aanvalt behoor ik beslist niet, luisteraars, ondanks mijn gepeperde taal van bijna tien jaar geleden. Mijn enige andere agressie naar de medische stand moet in mijn kinderjaren zijn voorgevallen, toen ik een ongeduldige tandarts eens in een reflex in zijn vingers beet; of deze wat norse man me later heeft teruggepakt weet ik nog steeds niet.

Aanbevolen muziek:

Marche aux supplice, uit de Symfonie Fantastique van Hector Berlioz. Spoor 4 van de CD, duurt 4’30” dus draai gerust tijdig weg.

Aanbevolen afkondigingstekst:

“Wat u zonet hoorde was een deel uit de Symfonie Fantastique [uitspr.: sèmfonie fantastiek] van de Franse componist Hector Berlioz [ektòr berlióós], die leefde van 1803 tot 1869. Dit deel verbeeldt de gang naar het schavot door de hoofdpersoon uit een gedroomd verhaal, na het plegen van een moord. Zo ver wilden wij/wilde onze columnist niet gaan als straf voor wandaden tegen medici, maar het stukje klonk wel agressief nietwaar?”


© 2024 Toon van der AA