Van taboe tot therapie?

Na een hersenbloeding was mijn vader veel van zijn spraakvermogen kwijt (afasie). Hij beheerste nog ongeveer drie woorden, waarvan de belangrijkste: “godverdomme”. De katholieke nonnen die hem verzorgden probeerden nog rododendron bij hem in te planten maar dit had als enig resultaat dat onze taal werd verrijkt met het woord “rodogodverdommen”. De nonnen hebben het er toen bij gelaten, ook omdat ze begrepen dat mijn vader op deze manier nog iets van zijn emoties kon uiten.

In het algemeen is vloeken een soort uitlaatklep, een emotionele ontlading bij pijn, ziekte of frustratie. Dus functioneel, goed voor ons geestelijk welbevinden. Ikzelf maak ruim gebruik van deze mogelijkheid, tenminste thuis; bijvoorbeeld als er iets goed mis gaat in mijn vrijgezellenkeukentje, dan zeg ik heus niet: “Foei, stoute kachelrand”.

De psychiatrische hulpverleners met wie ik in mijn leven heb, eh, samengewerkt, stonden meestal wel tolerant tegenover maar hebben de therapeutische mogelijkheden ervan nooit  onerkend, laat staan gebruikt. Terwijl we wél geregeld op kussens moesten slaan of tegen een lege stoel zeggen “ik ben boos”, en andere uitingen opgedrongen kregen die ik nogal onecht, kinderlijk en gênant vond. Het is een onontgonnen gebied, robuust persoonlijk taalgebruik, waaronder seksueel of anaal getinte bewoordingen. Zeker deze laatste worden vaak niet geaccepteerd als louter codes voor gemoedstoestanden, maar al gauw inhoudelijk geanalyseerd op trauma’s of obsessies.

Het zou geinig zijn om hier onsmakelijkheden bij te halen als ongegeneerd boeren laten of obscene houdingen aannemen, bij wijze van non-verbale uiting, maar je hoeft als therapeut ook niet álles te stimuleren. Zoek echter wel eens in de richting van expressieve kledingkeuze in plaats van die te negeren of aan te dringen op gemakkelijke doch onooglijke kloffies. Rem iemand ook niet altijd af die wil zingen of dansen; draai daarvoor zelfs eens een plaatje. En waarom zou een cliënt niet eens een plant of huisdier mogen meenemen? Met alcohol mag men ook wel wat genuanceerder omgaan. Voor sommigen is het natuurlijk te pest; anderen kan het net dat duwtje geven waarmee een drempel van te grote terughoudendheid wordt geslecht. We krijgen tenslotte wel meer rotzooi toegediend ‘als ondersteunende medicatie’.

Ik kan de werkzaamheid van bovenstaande mogelijkheden niet bewijzen, maar er is bij mijn weten nooit onderzoek naar gedaan, zodat de onwerkzaamheid evenmin is aangetoond. Buiten bestaande kaders denken kan heel profijtelijk zijn. En hoe beter dat doen dan door uitgerekend oude taboes eens experimentaal te benaderen? Laat duizend bloemen bloeien goddomme.   


© 2024 Toon van der AA